Hoe in het onderwijs?
Een voorbeeld. https://practoraat-cre.nl/ een toolbox: https://practoraat-cre.nl/cre-toolbox/
Keuzedeel duurzaamheid is verplicht gemaakt bij ROC Flevoland.
2 uur in de week. Alle niveau's verplicht en bij BBL ook.
Als lesstof gebruikten ze wikiwijs maar ze hebben een RIF aanvraag gedaan en hebben nu 2 personen full time en 8 docenten hebben 2-8- uur om lesmateriaal te ontwikkelen. Voor automonteurs is een week bezig zijn met mode en kleding wat minder dus..
Eind- examenoopdracht is een onderzoek, een interview en verbetervoorstellen op de stageplek.
Ze hadden b.v. doorgerekend dat een apotheek medicijnen beter met elektrische bakfietsen kon rondbrengen dan met een auto.
Unit green is hoe studenten betrokken worden.
Kledingrruil /afvalcampagne. Ze hebben een toolbox gemaakt met hulpmiddelen om met challenges bezig te gaan
Gastlessen en exucrsies.
Vanuit subsidie zitten ze aan tafel met onderwijsteams. 4x per jaar studiedag en daarin zit ook een duurzame workshop
De groep is ondersteunend aan afdelingen ook om b.v. excursies te regelen e.d.
Je kan vlogs blogs maken over stageplekken maar ook over duurzaamheid aldaar. Zodat studenten beter kunnen kiezen voor duurzame stageplekken (bij preferred bedrijven).
Greenovation project. Hoe kan de school groener worden ism bedrijven, alumni, HBO.
Doe aan design thinking met de vraag Hoe gaan we studenten boeien met duurzaamheid.
Bepaal in sessies ook je stakeholders; wat je al doet; wat je dromen zijn.
Er bestaan klimaatcoachings trajecten en klimaatgesprekken.
Hoe breng je het thema Duurzaamheid of Duurzame Ontwikkeling (DO), dat door velen beschouwd wordt als een containerbegrip, onder de aandacht in opleidingen?
Vaak moet er een afweging plaatsvinden tussen ecologische, sociale en economische vooruitgang, een afweging tussen nu en later, tussen vooruitgang hier en elders. Dat maakt werken aan DO zo lastig. En dat dit moet gebeuren, dient tussen de oren te komen van de studenten. Het gaat om een zorgvuldige en bewuste afweging. Een zorgvuldige afweging waarin waarden en houding een belangrijke rol hebben. Die waarden bepalen men een afweging wil maken en hoe.
Maar het gaat niet alleen om waarden en houding, het gaat ook om vaardigheden en kennis. Om te komen tot oplossingen voor vraagstukken als: Hoe kun je een streek inrichten die rekening houdt met de natuur zelf, de recreatie- en woonwensen van mensen en dat ook nog economisch haalbaar maken?, Hoe kun je een duurzaam bedrijf runnen, toch economische continueit garanderen in een maatschappij waar de consument niet bereid is te betalen voor bijvoorbeeld dierenwelzijn?
Praktische instrumenten hiervoor moeten de docenten, studenten en leerlingen ondersteunen en overtuigen om duurzame ontwikkeling als leidend beginsel te hanteren.
In het onderwijs wordt de leerstof steeds meer contextrijk aangeboden. Er wordt gekozen voor vakkenintegratie en competentiegericht leren staat centraal. De term "duurzaamheid als leergebied" wordt dan ook meer geïnterpreteerd in de zin van "duurzaamheid als kwaliteitsaspect".
Duurzaamheid kunnen we integreren in het onderwijs door
- het meer concreet maken van de vakinhouden via praktische voorbeelden
- een pedagogisch-didactische uitwerking en ontwikkeling van het begrip
- het benoemen van de benodigde competenties van docenten en leerlingen
- Bijvoorbeeld bij projecten en thema's dienen vragen gesteld te worden als:
- welke waarden en normen gelden er voor mij in deze specifieke situatie of deze context en wat betekent dat concreet voor mijn handelen?
- welke vaardigheden en houding heb ik hiervoor nodig ?
- welke kennis en begrip heb ik nodig om een bijdrage te leveren aan duurzame ontwikkeling?
De les moet aansluiten bij de leefwereld (praktijk, beroep, privé-situatie) van de student.
De docent dient op de hoogte te zijn van de laatste stand van zake op het gebied van technische duurzaamheid (de mogelijkheden)* en de maatschappelijke discussies die over dit onderwerp gevoerd worden.
- kennis van schone technologie (in productieprocessen)
- integraal ketenbeheer
- energie-extensivering en kwaliteitsbevordering.
Dus:
- aandacht voor de kwaliteit van het leven
- consumptiepatronen, meer gericht op kwaliteit dan kwantiteit
- economische activiteiten, meer gericht op dienstverlening, voor het voldoen aan een behoefte, dan gericht op het leveren van producten
- dematerialisatie: meer hergebruik en toepassen van blijvende bronnen van energie en materialen
- aandacht voor persoonlijke ontwikkeling en expressiemogelijkheden
- zorg voor biodiversiteit.
Een artikel over hoe duurzaamheid in het onderwijs gebracht kan worden.
"Meer met minder"
"Voor meer mensen meer welvaart met minder gebruik van energie en grondstoffen en minder belasting van het milieu".
Een opvatting is dat met veranderingen in de technologie gemakkelijker en directer resultaat te boeken valt op het gebied van duurzaamheid. Culturele en economische zaken volgen dan vanzelf, neem de uitvinding van vuur, ijzer, stoom, auto, PC.
Aandacht voor duurzame technieken is dus van groot belang (in het technologisch-economisch-cultureel complex).
M.b.t. duurzaamheid in de les kan het onderstaande schema als uitgangspunt dienen.
Didactiek
1. Duurzaamheidsonderwijs is leerlinggericht.
Het leerproces begint bij de idee, waarden en perspectieven van de leerling. Leerlingen kunnen actief bijdragen aan de opbouw van hun kennis. Zij kunnen hun eigen vragen inbrengen, waarop niet op voorhand een eenduidig, vaststaand antwoord mogelijk is. Het oproepen van die vragen vereist uitdagend onderwijs met uitdagende middelen en werkvormen. Met veel frontaal onderwijs zul je weinig invloed hebben op de attitude van leerlingen met betrekking tot duurzaamheid tenzij je in staat bent aan waardeoverdracht te doen.
2. Duurzaamheidsonderwijs probeert de verbinding te leggen tussen problemen in het daar en dan met het hier en nu, dagelijkse leven en de directe leefomgeving van de leerling. De themas en dilemmas die aan de orde kunnen komen, spelen ook op lokaal niveau. Leerlingen en school kunnen samenwerken met de lokale gemeenschap. De kennis van de omgeving kan worden verbonden met de meer algemene kennis die de leerlingen zich op school eigen maken. Leerlingen leren aldus in een gemeenschappelijk en interactieproces over en van een leefwereld waar zij deel van uitmaken (sociaal leren). Dat betekent dat er veel gerefereerd zal moeten worden aan de relatie tussen mondiale problemen en eigen gedrag zonder overigens met het moraliserende vingertje te wijzen want dat werkt alleen maar averechts
3. Duurzaamheidsonderwijs is toekomstgericht.
Leerlingen hebben (al dan niet reële) beelden bij hun toekomst, hun wereldbeeld en hun eigen rol daarin. Ze ontwikkelen idee over de kwaliteit van leven die ze zichzelf toewensen. Die betreffen overigens vooral vaak henzelf en niet zo zeer hun medemens en al zeker niet de wijde wereld. Het verruimen van hun wereldbeeld is een niet zo eenvoudige didactische opgave. Hoe contextrijker je je onderwijs kunt maken hoe groter de betrokkenheid.
4. Duurzaamheidsonderwijs is gericht op handelen.
In het dagelijkse leven en in het onderwijs maken leerlingen zich de kennis en vaardigheden eigen die ze in de toekomst nodig hebben. Dit doen ze door verkregen informatie te verbinden met ervaringen, emoties en waarden, en daarover na te denken. Op die manier leren ze,als toekomstige burgers, zorgvuldig en zelfstandig om te gaan met onzekere en snel veranderende situaties. Het handelingsperspectief dient ingebouwd te zijn in het onderwijs anders leidt het tot frustratie en onverschilligheid. Leerlingen moeten het gevoel hebben dat ze, zij het misschien een beetje, verschil kunnen maken.
5. Duurzaamheidsonderwijs is gericht op kritisch denken
We worden overspoeld met vaak tegenstrijdige informatie en wetenschappers, politici en zelfverklaarde experts bestrijden elkaar met hun gelijk. Zonder alle kennis niet bewezen te verklaren is het verstandig leerlingen te leren kritisch met bronnen om te leren gaan en te leren zien wie wat beweert en vanuit welke invalshoek. Vel informatie is ideologisch gekleurd. Vaak leidt het publiek debat tot scepsis en onverschilligheid bij burgers. Als de experts en politici het al niet eens zijn, wat moeten wij dan? Die scepsis wordt ook gevoed door de complexiteit van de problemen en de internationale belangen die op het spel staan
6. Duurzaamheidsonderwijs probeert complexe problemen inzichtelijk te maken
Door die complexiteit als een uitdaging te zien, ontwikkelen leerlingen inzicht in en begrip voor het gegeven dat afzonderlijke, natuurlijke processen niet altijd lineair verlopen, soms overbodig lijken en vaak willekeurig en onvoorspelbaar zijn. Meervoudige oorzaken en gevolgen zijn eerder regel dan uitzondering. Daarmee omgaan, vereist de vaardigheid om in onzekere situaties te handelen, om risicos en onvoorspelbaarheden in concrete situaties onder ogen te zien en toch de situatie te blijven beheersen.
7. Duurzaamheidsonderwijs is gericht op actieve betrokkenheid.
Betrokkenheid en participatie ontstaan niet spontaan, maar moeten op natuurlijke wijze gestimuleerd worden in de school, de les en thuis. Leerlingen leren bewust te participeren door naar elkaar en elkaars meningen te luisteren, door meningen en inzichten weer te geven zonder die aan anderen op te dringen, door te overtuigen en te onderhandelen. Maar ze moeten ook daadwerkelijk het gevoel krijgen dat hun mening ertoe doet.
8. Duurzaamheidsonderwijs is contextrijk.
9 Duurzaamheidsonderwijs is waardeneducatie.
Duurzaamheidsonderwijs is gericht op de ontwikkeling van waarden;
Formuleer vervolgens de leerdoelen; wat de leerling moet kennen en kunnen (moet weten, vinden en doen) ofwel moet begrijpen, moet kunnen integreren, daarmee kan analyseren en tot oplossingen kan komen;
De leerling moet er open voor staan (receptiviteit);
Er wordt naar hem geluisterd, er wordt over gepraat etc. (respons);
Men heeft waardering voor standpunten, zaken, acties of verschijnselen;
Men weegt waarden af waardoor je een eigen oordeel krijgt.
Onderwijs over duurzame ontwikkeling is
- leerlinggericht;
- gericht op de leefomgeving en de leefwereld van de leerlingen;
- toekomstgericht;
- gericht op handelen;
- gericht op kritisch denken;
- onderwijs dat complexe problemen inzichtelijk maakt;
- gericht op actieve betrokkenheid;
- contextrijk;
- waardeneducatie
Waarden bij duurzame ontwikkeling
Authenticiteit
Barmhartigheid
Betrokkenheid
Burgerzin
Creativiteit
Dankbaarheid
Democratie
Discipline
Doorzettingsvermogen
Een schoon milieu
Eenheid
Eenvoud
Eerlijkheid
Emancipatie
Geborgenheid
Gelijkwaardigheid
Geloof
Geluk/welzijn
Gemeenschapszin
Gerechtigheid
Gezin
Hulp aan zwakkeren
Hulpvaardigheid
IJver
Individuele vrijheid
Integriteit
Inventiviteit
Kracht
Liefde
Matigheid
Mededogen
Menselijke waardigheid
Moed
Naastenliefde
Nederigheid
Onbevangenheid
Ongelijkheid
Orde en rust
Ouderliefde
Patriottisme
Recht op rust
Recht op eigendom
Rechtvaardige Verdeling
Rechtvaardigheid
Respect
Schoonheid
Solidariteit
Spontaniteit
Sportiviteit
Strijd
Tolerantie
Trouw
Vaderlandsliefde
Veiligheid
Vertrouwen
Vrede
Vrijheid
Wijsheid
Zachtmoedigheid
Zelfontplooiing
Zelfopoffering
Zelfrespect
Zorgvuldigheid
Onderwijs over duurzame ontwikkeling
Onderwijs over duurzame ontwikkeling kan in drie stappen worden toegelicht:
a) wat is het beoogde resultaat van onderwijs over duurzame ontwikkeling?
b) welke leerdoelen streef je na bij onderwijs over duurzame ontwikkeling?
c) wat zijn (didactische) uitgangspunten van onderwijs over duurzame ontwikkeling?
Beoogd resultaat
Het algemene doel voor onderwijs over duurzame ontwikkeling kan als volgt geformuleerd worden:
het gaat om onderwijs waarbij leerlingen zich bewust zijn van de wijze waarop zij op verschillende manieren betrokken zijn bij diverse soorten vraagstukken en vanuit het perspectief van duurzame ontwikkeling mogelijke oplossingen kunnen beoordelen. In feite sluit dit algemene doel van onderwijs over duurzame ontwikkeling aan bij kritisch burgerschap. Met kritisch burgerschap bedoelt men, dat de leerling voorbereid wordt op deelname in de samenleving op een wijze waarbij hij in staat is om zelfstandig en kritisch te denken en te handelen.
De formulering van het beoogde resultaat (van een les) moet bij onderwijs over duurzame ontwikkeling dus altijd leiden tot oplossingsgericht denken en een vorm van onderwijs waarbij de leerling gaat nadenken hoe hij zelf bij een vraagstuk betrokken is.
Leerdoelen
Het beoogde resultaat van een les of een onderwijsproject is weliswaar sturend voor hetgeen de leerling uiteindelijk moet weten, vinden en doen, maar geeft hier nog geen concrete aanwijzingen voor. Dat is de functie van de leerdoelen. Met leerdoelen verwoord je wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Iets ruimer gesteld: met leerdoelen verwoord je wat leerlingen moeten weten, vinden en doen.
Bloom
Er zijn verschillende taxonomieën (simpelweg: indelingen) voor leerdoelen in het onderwijs.De meest bekende is de taxonomie van Bloom. Deze indeling van leerdoelen gaat ervan uit dat onderwijs hiërarchisch geordend kan worden.
Onderaan de piramide van Bloom staan de reproductieve leerdoelen. Leerlingen moeten iets weten.
Leerlingen moeten bepaalde kennis niet alleen kunnen reproduceren, maar ook begrijpen wat er gebeurt. Simpele opdrachten die aansluiten bij begripsdoelen beginnen vaak met 'leg uit' of 'beschrijf'. Je kunt ook denken aan opdrachten waarbij de leerling bepaalde begrippen in een afbeelding moet kunnen herkennen. Bijvoorbeeld: Combineer de volgende begrippen met de vier afbeeldingen op je werkblad: water, droogte, irrigatie en ontbossing.
Als derde type doel komen de toepassingsdoelen. Stel dat de leerling geleerd heeft over de waterkringloop, dan zou hij aan de hand van de waterkringloop moeten kunnen uitleggen wat de belangrijkste kenmerken zijn van de droogte in Kenia. Dit kan overigens op allerlei niveaus. Leerlingen kunnen met behulp van de waterkringloop simpelweg aangeven dat er teveel verdamping is en te weinig neerslag. Op een hoger niveau zou je kunnen denken aan allerlei factoren die de verdamping bevorderen en de afstroming van neerslag versnellen, waardoor de waterkringloop uit balans raakt. In beide gevallen ben je bezig met een toepassingsdoel.
De vierde categorie doelen zijn de analysedoelen. Een leerling moet een situatie uiteen kunnen rafelen en bijvoorbeeld onderscheid maken tussen oorzaken en gevolgen van een probleem. In veel gevallen probeer je te verklaren waarom iets gebeurt. Bij evaluatiedoelen maak je een volgende stap: leerlingen moeten een situatie kunnen waarderen of oplossingen bedenken voor een probleem. Stel dat leerlingen geleerd hebben dat een deel van de droogte in Kenia te relateren is aan de groenteteelt voor de export van snijbonen naar Nederland, dan is het een relevante vraag om te stellen: Vind je dat er een verbod op de export van Keniaanse snijbonen naar Nederland moet komen?. Nog relevanter is de vraag: Op welke wijze kunnen we voorkomen dat de waterschaarste in Kenia veroorzaakt wordt door irrigatie in de groenteteelt? Een mogelijke oplossing is dan een technische oplossing, waarbij het mogelijk blijft om groente te telen, maar minder water te verbruiken (door middel van druppelirrigatie). De eerste vraag is een waarderende vraag en de tweede vraag een oplossingsgerichte vraag.
De handelingsdoelen staan in de top van de piramide. Deze doelen sluiten aan bij werkwoorden zoals maken, doen, creen en handelen. In tegenstelling tot de reproductieve doelen, reproduceer je niet, maar produceer je iets.
Reints
Een andere leerdoelentaxonomie is de taxonomie van Reints. In deze taxonomie wordt onderscheid gemaakt tussen niveau en inhoud. De niveaus zijn afgeleid van de eerste drie soorten leerdoelen van Bloom: kennis, inzicht en toepassing. Bloom spreekt van respectievelijk reproductie, begrip en toepassing. De inhoudelijke component van deze taxonomie bestaat uit vier categorie: cognitieve doelen, interactieve doelen, affectieve doelen en motorische doelen. Bij de cognitieve doelen gaat het om alle soorten doelen die gebaseerd zijn op kennis: begrippen, feiten of theorie. Een cognitief doel op toepassingsniveau betekent dat een leerling in staat moet zijn om bepaalde begrippen in nieuwe situaties toe te passen, vergelijkbaar met het voorbeeld van de waterkringloop dat hiervoor al beschreven is.
De interactieve doelen zou je ook communicatiedoelen kunnen noemen. Contact tussen mensen onderling staat centraal. Een interactief doel op kennisniveau betekent dat je feiten of begrippen kunt reproduceren in de vorm van schriftelijke of mondelinge communicatie. Bij een interactief doel op inzichtniveau moet een leerling bijvoorbeeld een begrip aan anderen kunnen uitleggen. En een interactief doel op toepassingsniveau betekent dat een leerling ook in nieuwe situaties een inhoudelijk relevant gesprek moet kunnen voeren over een bepaald onderwerp.
De affectieve doelen gaan over de houding van leerlingen ten aanzien van bepaalde onderwerpen. Het is wellicht lastig je voor te stellen om hier een onderscheid te maken tussen kennis, inzicht en toepassing. Maar ook het ontwikkelen van een houding en het formuleren van een mening kan op bepaalde niveaus. Het heeft dan ook te maken met de mate waarin het affectieve doel is voorgestructureerd. Op kennisniveau leren leerlingen verschillende meningen van betrokken partijen bij een vraagstuk. Bijvoorbeeld: de leerling weet wat Nederlandse boeren vinden van de concurrentie van snijbonen uit Kenia. Op inzichtniveau kan de leerling verschillende meningen herkennen. Op toepassingsniveau is de leerling in staat een eigen mening te verwoorden en te beargumenteren.
De motorische doelen betreffen doelen waarbij leerlingen leren te bewegen. Bij onderwijs over duurzame ontwikkeling zijn motorische doelen minder relevant.
Boeckaerts
Een laatste taxonomie is de indeling van Boeckaerts. Deze indeling gaat uit van vier soorten leerprocessen, die vergelijkbaar zijn met de bovenstaande taxonomie van leerdoelen. De vier leerprocessen die zij beschrijft zijn: begrijpen, integreren, analyseren en oplossen. Met name het integreren is een leerproces dat nieuw is ten opzichte van de idee van Bloom en Reints. Een leerling moet in staat zijn om nieuwe informatie te koppelen aan reeds bekende informatie. Verder zou je kunnen stellen dat begrijpen een samenvoeging is van reproductiedoelen en begripsdoelen (in termen van Bloom). Analyseren en oplossen is ook al eerder aan de orde gesteld.
Leerdoelen voor onderwijs over duurzame ontwikkeling
Als we de elementen uit de taxonomie van Bloom, Boeckaerts en Reints samenvoegen, in aansluiting op het algemene doel van onderwijs over duurzame ontwikkeling, dan komen we tot een compact leerdoelenoverzicht. Het gaat om leerdoelen die leiden tot begrip, integratie van kennis, analyse, betrokkenheid (waarderen ofwel waardeonderwijs), communiceren en oplossingsgericht denken. Als je een les of een onderwijsproject over duurzame ontwikkeling samenstelt, dan is het raadzaam om te controleren of de leerdoelen die je geformuleerd hebt, aansluiten bij deze zes soorten leerdoelen. Uiteindelijk hoop je dan ook dat leerlingen aansluitend op deze leerdoelen gaan handelen (gedrag), gericht op het voorkomen van een onevenwichtig gebruik van hulpbronnen in de samenleving.
Uitgangspunten
Vanuit de eerder beschreven definitie van onderwijs over duurzame ontwikkeling, kunnen we enkele didactische uitgangspunten formuleren.
Onderwijs over duurzame ontwikkeling is leerlinggericht. Het leerproces begint bij de idee, waarden en perspectieven van de leerling. Leerlingen kunnen actief bijdragen aan de opbouw van hun kennis. Zij kunnen hun eigen vragen inbrengen, waarop niet op voorhand een eenduidig, vaststaand antwoord mogelijk is. Het oproepen van die vragen vereist uitdagend onderwijs met uitdagende middelen en werkvormen.
Onderwijs over duurzame ontwikkeling probeert de verbinding te leggen tussen huidige en toekomstige vraagstukken en het dagelijkse leven van de leerling. Bijna alle onderwerpen die bij onderwijs over duurzame ontwikkeling aan de orde kunnen komen, spelen ook op lokaal niveau. Leerlingen en de school kunnen samenwerken met de lokale gemeenschap. De kennis van de omgeving kan worden verbonden met de meer algemene kennis die de leerlingen zich op school eigen maken. Leerlingen leren dus in een gemeenschappelijk en interactief proces over en van een leefwereld waar zij deel van uitmaken.
Onderwijs over duurzame ontwikkeling is toekomstgericht. Leerlingen hebben (al dan niet ree) beelden bij hun toekomst, hun wereldbeeld en hun eigen rol daarin. Ze
ontwikkelen idee over de kwaliteit van leven die ze zichzelf toewensen. Het verruimen van dat wereldbeeld vanuit het perspectief van duurzame ontwikkeling is geen
eenvoudige opgave, maar maakt deel uit van hetgeen waar duurzame ontwikkeling voor staat: toekomstgericht denken. Hoe contextrijker je onderwijs maakt, hoe groter de betrokkenheid van je leerling zal zijn.
Onderwijs over duurzame ontwikkeling is gericht op handelen. In het dagelijkse leven en in het onderwijs maken leerlingen zich de kennis en vaardigheden eigen die ze in de toekomst nodig hebben. Dit doen ze door verkregen informatie te verbinden met ervaringen, emoties en waarden, en daarover na te denken. Op die manier leren ze als toekomstige burgers, zorgvuldig en zelfstandig om te gaan met onzekere en snel veranderende situaties. Het handelingsperspectief dient ingebouwd te zijn in het onderwijs. Anders leidt het tot frustratie en onverschilligheid. Leerlingen moeten het gevoel hebben dat ze verschil kunnen maken.
Onderwijs over duurzame ontwikkeling is gericht op kritisch denken. We worden overspoeld met vaak tegenstrijdige informatie. Wetenschappers, politici en (zelfverklaarde) experts bestrijden elkaar met hun gelijk. Zonder alle kennis niet bewezen te verklaren, is het verstandig leerlingen te leren kritisch met bronnen om gaan en te zien wie wat beweert en vanuit welke invalshoek. Veel informatie is ideologisch gekleurd. Vaak leidt het publiek debat tot scepsis en onverschilligheid bij burgers. Als de experts en politici het al niet eens zijn, wat moeten wij dan? Die scepsis wordt ook gevoed door de complexiteit van de problemen en de internationale belangen die op het spel staan. Het is belangrijk om deze complexe situatie goed voor te bereiden en leerlingen daarbij zorgvuldig te begeleiden.
Onderwijs over duurzame ontwikkeling probeert complexe problemen inzichtelijk te maken. Door de complexiteit als een uitdaging te zien, ontwikkelen leerlingen begrip voor het gegeven dat processen niet altijd lineair verlopen en vaak willekeurig of onvoorspelbaar zijn.eErvoudige oorzaken en gevolgen zijn eerder regel dan uitzondering. Daarmee omgaan, vereist de vaardigheid om in onzekere situaties te handelen, om risicos en onvoorspelbaarheden in concrete situaties onder ogen te zien en toch de situatie te blijven beheersen. Het didactische analysemodel kan daarbij een handig instrument zijn.
Onderwijs over duurzame ontwikkeling is gericht op actieve betrokkenheid. Betrokkenheid en participatie ontstaan niet spontaan, maar moeten op natuurlijke wijze gestimuleerd worden in de school, de les en thuis. Leerlingen leren bewust te participeren door naar elkaar en elkaars meningen te luisteren, door meningen en inzichten weer te geven zonder die aan anderen op te dringen, door te overtuigen en te onderhandelen. Het is belangrijk dat de leerling daarbij het gevoel krijgt dat zijn of haar mening ertoe doet. Onderwijs over duurzame ontwikkeling is contextrijk. We gaan het hebben over duurzame ontwikkeling, zal bij de meeste leerlingen niets zeggen. Je dient als docent een goede context te creen, waarbij duurzame ontwikkeling een manier van denken is.
Onderwijs over duurzame ontwikkeling is waarde-educatie. Het is belangrijk dat je je bewust bent van het feit dat onderwijs over duurzame ontwikkeling een vorm van normatief onderwijs is. We hebben te maken met een subjectivistische benadering van kennis, waarbij het doel is dat leerlingen zich bewust worden van hun eigen betrokkenheid in de samenleving en het handelen van zichzelf en anderen kunnen beoordelen. Onderwijs over duurzame ontwikkeling is daarmee gericht op de ontwikkeling van waarden.
Bron: Lesgeven over duurzame ontwikkeling. Didactische handreiking, Martin de Wolf (Red.), Rob van Otterdijk, Peter Pennartz, Peter Hurkxkens & Tom Toebes.
Gedrag wordt bepaald door:
Attitude: hoe staat iemand er tegenover (o.a. individueel belang <-> collectiefbelang)
Sociale invloed: wat vindt de omgeving
Eigen effectiviteit: hoe vaardig is men(o.a. hoe gemakkelijk is gedrag)
Deze factoren worden beïnvloed door:
Aansluiten bij de belevingswereld
Kennis: voorlichting en educatie
Straffen en belonen: heffingen, subsidies
Competitie: milieuprijs, milieukeur
Gemak: voorzieningen zoals een inzamelsysteem