Open menu

Module Duurzame Veehouderij

 

Inhoudsopgave

 

Inleiding

Les 1. Kennismaken met biologische landbouw
Les 2. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t. huisvesting
Les 3. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t. fokkerij
Les 4. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t. gezondheidszorg
Les 5. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t. gedrag

Les 6. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t.  de aan en afvoer van de veestapel
Les 7. Duurzaamheid in het algemeen in de veehouderij

Les 8. Denken in systemen
Les 9  Duurzaamheid in de rundveehouderij

 

 

 Inleiding
 

Dit module bestaat uit een 6 tal lessen over duurzame veehouderij. Ze zijn eerder gegeven in het kader van het project Over eten en drinken. In dat project werkten leerlingen Veehouderij van het  AOC  Wellantcollege en Horeca van het Koning Willem I College samen. De horeca leerlingen zijn bij agraris op bezoek geweest om te zien hoe vlees, vis en gewassen werden geproduceerd en de agraris hebben  de horeca bezocht om te zien welke eisen zij en de consumenten aan voeding stellen. Alles werd tegen het licht gehouden van kwaliteit en duurzame ontwikkeling.

module_duurzame_veehouderij   module_duurzame_veehouderij

Trends
Restaurants gaan steeds meer over op biologische producten en vlees van hoge kwaliteit. Ook komt er meer aandacht voor streekproducten en seizoensgebonden groenten. Zie ook www.nieuwenederlandsekeuken.nl

Boerderijen bieden voor de eigen stad en regio steeds meer producten en diensten aan. Zie ook www.vriendenvanhetplatteland.nl

Waar tot voor een paar jaar de producten via fabrieken en slachterijen in de anonimiteit verdwenen zien we producten waar de boer en de streek trots op zijn.

Via het project wilden wij leerlingen vertrouwd maken met deze nieuwe trends. Fair Trade en de Natuur- en Milieufederatie Utrecht speelden een belangrijke rol in het project om juist de maatschappelijke verantwoordelijkheid zichtbaar te maken.

Het project kende na vooroverleg tussen de docenten en andere betrokkenen een startbijeenkomst in Den Bosch op de Hogere Agrarische School aldaar. Tijdens deze aftrap werd ingezoomd op duurzame ontwikkeling in genoemde sectoren en werd e.e.a. in historisch perspectief geplaatst.. Ook Fair Trade en Natuur en Milieu kwamen aan het woord om met name de sociale dimensie van duurzame ontwikkeling voor het voetlicht te brengen.

module_duurzame_veehouderij  

Vervolgens hebben de leerlingen (samen met de HAS-studenten) via een brainstorm duidelijk gemaakt welke onderwerpen en excursieobjecten bij hen in de belangstelling stonden. Daarna zijn er excursies/workshops gehouden op veehouderijbedrijven in Midden Nederland, de Kleine Aarde, een retailbedrijf betreffende ecologische producten voor de horeca, een veehouderijbedrijf in Helvoirt die de verbrede  landbouw gestalte geeft en op het bedrijf van van Fair Trade.  Zowel de agraris als de horecaleerlingen legden die excursies op hun eigen manier vast. Op de slotbijeenkomst annex proeverij met vlees van de eerste biologische klavermesterij van Nederland werden de presentaties aan elkaar getoond.

Naast dit alles kregen de leerlingen veehouderij 6 maal een lessenreeks over de duurzame agrarische beroepspraktijk, met daarin aandacht voor  ecologisch versus gangbaar , dierwelzijn, huisvesting, voeding, fokkerij en productontwikkeling.

In dit document komen deze lessen ter sprake.

 

 

 

Les 1. Kennismaken met biologische landbouw


Ecologisch versus Gangbaar

1.1. Opzet

Geeft antwoord op:              -   het waarom van deze lessenreeks

                                               -   wat biologische landbouw inhoudt.

                                               -   wie de consumenten van biologische producten zijn

-   hoe het inkomenplaatje er van een biologische boer

en een gangbare boer uit ziet   

 

Lesinhoud:

-         inleiding 45 minuten

-         uitwerken van opdrachten 45 minuten

-         bespreken van opdrachten 30 minuten

-         opschrijven leermomenten

 

1.2. Inleiding

Biologische melkveehouderij

Je kunt geen tijdschrift openslaan of je leest  over biologische producten .

Bekende Nederlanders, restauranthouders, boeren, consumenten, overheidsinstellingen, ze laten allemaal hun voorkeur voor biologische producten blijken. Biologische voeding is hot. Maar waarom? En wat word je er als ondernemer wijzer van.

De lessen in deze lessenreeks gaan over een andere vorm van ondernemen die zich naast de gangbare landbouw een plek in de samenleving heeft verworven. Steeds meer agrarische ondernemers overwegen om biologisch te gaan, waar ook vaak verschillende motieven aan ten grondslag liggen

 

Om dat te begrijpen is een stukje onderzoek op zijn plaats.

 

Ga op zoek naar verschillende sites door een aantal gerichte zoekopdrachten in te voeren:Suggestie begin bij de site www.biologica.nl . Met deze site kun je een steeds betere verdieping aanbrengen.

1.3. De geschiedenis van de landbouw

Tot in de 19 e eeuw werd het voedsel op een kleine schaal geproduceerd door familiebedrijfjes. De opbrengsten waren laag, doordat de oogst vaak mislukte en er was nauwelijks sprake van voedselopslag en import. Het voedingspatroon was sterk afhankelijk van de omgeving en het klimaat. Het land waarop de gewassen groeiden, werd bemest met de uitwerpselen van de dieren die de boer had. En de gewassen die het land voort bracht werden gegeten door de boerenfamilie en de dieren. Een soort kringloop op het kleine bedrijf waarbij de boer niet teveel afhankelijk was van de omgeving buiten het boerenbedrijf om. Echter ons huidige voedingspatroon is ontstaan na de industrie revolutie, na ca. 1870.


Door de opkomst van de industrie kwam er een grote trek van het platteland naar de steden. De mensen kregen daar werk en verdienden geld waarmee zij eten konden kopen.

Er kwam afstand tussen producent en consument. De winkelier verkocht de voedingsmiddelen en woog deze zelf af. De voedingsmiddelenindustrie ging producten als merkproducten massaal verpakken en doorverkopen aan de winkeliers.

Door toenemende transportmogelijkheden kwam het voedsel van steeds verdere oorden. Zo ontstond de wereldmarkt.

Ook de wijze van produceren veranderde. Machines maakten het mogelijk om het land intensiever en grootschaliger te bewerken. Landbouw werd steeds meer een industrieel proces dat je kunt beheersen. De kringloop werd doorbroken en er werd volop kunstmest en bestrijdingsmiddelen gebruikt. Om het land met grotere machines te bewerken werden de kleine akkertjes in Nederland verkaveld. Om het nog intensiever te benutten verdwenen de stroken aan de randen van de akkers. Een ontwikkeling die veel agraris ook toen al met lede ogen aanzagen, maar waar ze in de periode waar we het nu over hebben weinig invloed op konden uitoefenen. De tijdgeest vroeg om hoge zekere opbrengsten en dat leek zeker in het begin van deze industrie landbouw zonder neveneffecten te kunnen lukken. Die neveneffecten dienden zich al snel aan en menigeen begon zich achter de oren te krabben. In de hele landbouwsector zagen we een kentering optreden. De milieuwetgeving werd allengs strenger en strenger, zo streng zelfs dat menig agrari het bijltje er bij neer gooide. De boer werd in de krant en op de televisie afgebeeld als grote vervuiler die het allemaal niet kon schelen. Voor veel agraris was en is dat een pijnlijke ervaring, waar ze in veel gevallen weinig aan konden doen. Inmiddels is het (kunst)mest verbruik sterk teruggebracht en zijn vele bestrijdingsmiddelen niet langer toegestaan.

De gangbare landbouw werkt met de normen en waarden zoals die door de overheid worden opgelegd.

 

Website:  http://nl.wikipedia.org/wiki/Landbouw


1.4. Veranderingen in denken


Veel agrariers zijn nog steeds na aan het denken over hun rol als ondernemer op het platteland. De een zoekt zijn weg in het zgn. opschalen of groter groeien waarbij hun land binnen de toegestane grenzen maximaal wordt geëxploiteerd.Door de continue daling van de prijs van de producten moet de agrariers die voor deze wijze van produceren kiest uiterst efficit en kostenbewust aan de slag gaan. De praktijk bewijst dat verschillende ondernemers daar een succes van weten te maken. Er zijn ook veel agrariers die, door gebruik van allerlei regels te maken, een deel van hun inkomen uit natuurbeheer weten te realiseren. Weer anderen denken in de zgn. nichemarken juist een boterham te kunnen verdienen. Dat wordt ook wel de verbreding genoemd, waar de agrari zijn bedrijf vanwege de ligging in een stedelijk gebied te gelde weet te maken. Voorbeelden zijn b.v. poldersport, zorgboerderijen en allerlei arrangementen. Biologische- en Biodynamische boeren hebben vaak om uiteenlopende redenen een keuze gemaakt, deels uit economische motieven en deels uit persoonlijke afwegingen aangaande het omgaan met de natuur. In alle sectoren bevinden zich succesvolle ondernemers en de ene bedrijfsvoering is economisch gezien niet perse beter dan de andere.

http://www.biologischnetwerk.nl/index.cfm?pid=1309


1.5. Wat is nu biologisch?

Van biologische producten wordt beweerd dat ze geteeld  zijn in harmonie met het milieu, de natuur en landschap en het welzijn van de dieren. Daar zijn ook normen voor opgesteld. Er wordt geteeld zonder kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen.

De producten bevatten geen chemische- synthetische geur-, kleur en smaakstoffen en conserveermiddelen.

1.6. Wat is biologisch- dynamisch?

Biologisch- dynamische producten komen voort uit de levensvisie van de antroposofie.

Er wordt biologisch verbouwd en er wordt gebruik gemaakt van kosmische krachten van de sterrenhemel. Bijvoorbeeld in de weken van de maand dat de maan in omvang toeneemt (wassende maan)bevordert het kiemen van de planten. Net zoals er veel mensen hun horoscoop lezen, werkt de biologisch- dynamische boer volgens de stand van de maan ten opzichte van de dierenriemtekens.

 

www.vlees.nl is een site waar je informatie over de verschillende keurmerken goed met elkaar kunt vergelijken

1.7. Opdrachten

De leerlingen werken alleen de onderstaande opdrachten uit.

  1. Zoek op internet (oa. www.vlees.nl) uit wat de verschillende keurmerken in de melkveehouderij inhouden en waar de verschillen in zitten.
  2. Ga voor een gangbaar en biologisch bedrijf na welke krachtvoergiften er worden geven en hoe de prijzen zich t.ov. elkaar verhouden. Vraag aan je docent waar je deze informatie het best kunt verkrijgen.
  3. Zoek bij twee bedrijven waarvan de een gangbaar en de ander biologisch is uit waar de verschillen in bedrijfsvoering vooral uit bestaan. Informatie bij docent.
  4. Verplaats je als ondernemer in de ecologische melkveehouder en zet alle argumenten waarom je biologisch bent gegaan op een rijtje.
  5. Verplaats je als ondernemer in de gangbare melkveehouder en zet alle argumenten waarom je niet biologisch bent gegaan ook op een rijtje.
  6. Probeer de belangrijkste argumenten die tegen biologische landbouw pleiten te ontzenuwen.
  7. Probeer de belangrijkste argumenten die tegen gangbare landbouw pleiten te ontzenuwen

 

 Les 2. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t. huisvesting

 

2.1. Opzet

Geeft antwoord op:              -   het waarom van deze les

                                               -   wat dierwelzijn inhoudt         

                                           -  hoe je zelf kunt bijdragen aan een positieve

                                                   beeldvorming

                                                

 

Lesinhoud:

-         inleiding 45 minuten

-         uitwerken van opdrachten 45 minuten

-         bespreken van opdrachten 30 minuten

-         opschrijven leermomenten

 

2.2. Inleiding

Dierenhouderij is verantwoordelijk werk. De dieren verdienen een respectvolle behandeling ook al eindigen ze hun leven in de slachterij. In de rundveehouderij, maar niet alleen daar, is er in de regel sprake van een verantwoorde omgang met  de dieren. In het algemeen is er sprake van een diervriendelijke huisvesting en worden de dieren naar eer en geweten goed verzorgd. Misstanden worden terecht aan de kaak gesteld, maar bezorgen de sector een slechte naam. In de EU is afgesproken voor het houden van dieren een 5-tal vrijheden af te spreken waar deze dieren recht op hebben. .

  • Vrij zijn van fysiek en fysiologisch ongerief.
  • Vrij zijn van pijn, verwondingen en ziektes.
  • Vrij zijn om het normale gedrag te kunnen uitoefenen.
  • Vrij zijn van angst en chronische stress.
  • Vrij zijn van dorst, honger en ondervoeding

 

Het moge duidelijk zijn dat over die vrijheden flink gediscuteerd kan worden. Wat is b.v. pijn en wat is stress.

2.3. Enkele opvattingen over bewegingsvrijheid

 

In de bioindustrie gaat de discussie telkens over de bewegingsvrijheid van de gehuisveste dieren. Hierover zijn links te over, maar hoe zit het nu met de huisvesting in de rundveehouderij en de relatie met het dierwelzijn?

Via de link http://www.pv.wageningen-ur.nl/index.asp?producten/boeken/praktijkrapport/rsp/21.asp

 

kun je een rapport lezen dat daar over gaat

2.4. Veranderingen in denken

Via de link:

http://www.biologica.nl/feiten/index.html?http://www.biologica.nl/detail_page.phtml?page=feiten_dierenwelzijn

kun je nagaan wat de huidige normen zijn in de biologische rundveehouderij zijn

2.5. Opdrachten

De leerlingen werken alleen de onderstaande opdrachten uit.

1 De leerlingen gaan na wat betreft rundvee goede normen zijn betreft bewegingsvrijheid. Ze onderzoeken daartoe een aantal aangewezen of uitgezochte bedrijven in de buurt.

2 Naast bewegingsvrijheid is het klimaat ook van belang voor het dieren welzijn. Ga na wat uit welzijns oogpunt voor het dier het meest wenselijk is. Hoe verhoudt wat wenselijk is zich tot de praktijk?

 

  Les 3. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t. fokkerij

 

3.1. Opzet

Geeft antwoord op:              -   het waarom van deze les

                                               -   wat dierwelzijn inhoudt         

                                           -  hoe je zelf kunt bijdragen aan een positieve

                                                   beeldvorming

                                                

 

Lesinhoud:

-         inleiding 45 minuten

-         uitwerken van opdrachten 45 minuten

-         bespreken van opdrachten 30 minuten

-         opschrijven leermomenten

 

3.2. Inleiding

Dierenhouderij is verantwoordelijk werk. De dieren verdienen een respectvolle behandeling ook al eindigen ze hun leven in de slachterij. In de rundveehouderij, maar niet alleen daar, is er in de regel sprake van een verantwoorde omgang met  de dieren. In het algemeen is er sprake van een diervriendelijke huisvesting en worden de dieren naar eer en geweten goed verzorgd. Misstanden worden terecht aan de kaak gesteld, maar bezorgen de sector een slechte naam. In de EU is afgesproken voor het houden van dieren een 5-tal vrijheden af te spreken waar deze dieren recht op hebben.

.

        Vrij zijn van fysiek en fysiologisch ongerief.

        Vrij zijn van pijn, verwondingen en ziektes.

        Vrij zijn om het normale gedrag te kunnen uitoefenen.

        Vrij zijn van angst en chronische stress.

        Vrij zijn van dorst, honger en ondervoeding

 

Het moge duidelijk zijn dat over die vrijheden flink gediscuteerd kan worden. Wat is b.v. pijn en wat is stress.

3.3. Enkele opvattingen over fysiek en fysiologisch ongerief

 

Dieren worden geselecteerd en gekruist  met als doel dieren te verkrijgen waar behoefte aan is. Dieren met een hoog vetgehalte in de melk of een sterk beenwerk.

De fokkerij is een wereld apart waaraan veel agraris belang hechten. De discussie spitst zich niet toe op wel of geen fokkerij programma in verband met het dierwelzijn, maar vooral op de wens dieren te fokken die gezond, sterk en vitaal zijn. Zie verder

www.louisbolk.org/downloads/1305.pdf

 

3.4. Veranderingen in denken

De rundveehouderij gaat van intensief naar extensief. Een stelling waar je het overigens niet mee eens hoeft te zijn. Er wordt in tegenstelling tot vroeger meer naar dubbeldoel koeien gestreefd. Het ideaaltype voor jullie gebied in relatie tot de bedrijfsvoering is een opdracht

 

3.5. Opdrachten

 

De leerlingen werken alleen de onderstaande opdrachten uit.

1 Onderzoek voor je eigen veestapel of die van je stagebieder in hoeverre de dieren afwijken van het  ideaaltype.

Formuleer daartoe eerst het ideaaltype en benoem expliciet je wensen waarbij ook nadrukkelijk aandacht is voor een duurzame koe (gezond, vitaal).

 

2 Presenteer voor de klas het fokkerijschema en de tijd die je nodig hebt om tot de ideale veestapel te komen.

 

3 Vat als groep de conclusies samen die uit de verschillende presentaties kunnen worden getrokken.

  

 

  Les 4. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t. gezondheidszorg

 

4.1. Opzet

Geeft antwoord op:              -   het waarom van deze les

                                               -   wat dierwelzijn inhoudt         

                                           -  hoe je zelf kunt bijdragen aan een positieve

                                                   beeldvorming

                                                

 

Lesinhoud:

-         inleiding 45 minuten

-         uitwerken van opdrachten 45 minuten

-         bespreken van opdrachten 30 minuten

-         opschrijven leermomenten

 

4.2. Inleiding

Dierenhouderij is verantwoordelijk werk. De dieren verdienen een respectvolle behandeling ook al eindigen ze hun leven in de slachterij. In de rundveehouderij, maar niet alleen daar, is er in de regel sprake van een verantwoorde omgang met  de dieren. In het algemeen is er sprake van een diervriendelijke huisvesting en worden de dieren naar eer en geweten goed verzorgd. Misstanden worden terecht aan de kaak gesteld, maar bezorgen de sector een slechte naam. In de EU is afgesproken voor het houden van dieren een 5-tal vrijheden af te spreken waar deze dieren recht op hebben.

.

        Vrij zijn van fysiek en fysiologisch ongerief.

        Vrij zijn van pijn, verwondingen en ziektes.

        Vrij zijn om het normale gedrag te kunnen uitoefenen.

        Vrij zijn van angst en chronische stress.

        Vrij zijn van dorst, honger en ondervoeding

 

Het moge duidelijk zijn dat over die vrijheden flink gediscuteerd kan worden. Wat is b.v. pijn en wat is stress.

4.3. Enkele opvattingen over medicijngebruik

 

Medicijnen kunnen curatief en preventief worden ingezet. Juist in de veehouderij worden met de oog op het bewaken van de uitval en het garanderen van de melkstroom de medicijnen laagdrempelig verstrekt. In veel gevallen kan er op het medicijn gebruik worden bezuinigd. Nu is het de vraag of een dier daar veel van merkt en mogelijk kan het dier meer last krijgen van allerlei kwaaltjes waarbij de genezing meer vanuit het dier zelf moet komen. De meningen daarover zijn zo verdeeld, dat het  interessanter is de zaak vanuit een andere hoek te benaderen.

4.4. Veranderingen in denken

De consument ziet melk terecht als een onmisbare bron voor de opbouw, onderhoud en herstel van het eigen lichaam. Wanneer het beeld postvat dat deze melk alleen kan worden verkregen met een grote inzet van medicijnen wordt dat beeld ernstig verstoord. De inzet van medicijnen dient daarom zeer terughoudend te worden ingezet en voor iedere kwaal is niet altijd een middel noodzakelijk. Gezonde dieren en onverdachte melk  is het beeld waar de veehouder ook mee naar buiten wil komen

4.5. Opdrachten

De leerlingen werken alleen de onderstaande opdrachten uit.

1 Ga na wat het medicijngebruik op je bedrijf inhoudt

    - typen medicijnen

    - tijdstip van gebruik

    - totale kosten

2 Ga na waar je op medicijnen zou kunnen besparen zonder de gezondheid van de dieren in gevaar te brengen.

    - typen medicijnen

    - doseringen

    - alternatieven (in de sfeer van fokkerij, huisvesting, weidegang, hygiene)

3 Bespreek d.m.v. een overzichtelijke presentatie eventueel met foto s van de veestapel wat de besparingen op kunnen leveren. Geef ook aan hoe je hiermee het imago van je eigen bedrijf omhoog haalt.

 

 

  Les 5. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t. gedrag

 

5.1. Opzet

Geeft antwoord op:              -   het waarom van deze les

                                               -   wat dierwelzijn zichtbaar aan gedrag inhoudt         

                                           -  hoe je zelf kunt bijdragen aan een positieve

                                                   beeldvorming

                                                

 

Lesinhoud:

-         inleiding 45 minuten

-         uitwerken van opdrachten 45 minuten

-         bespreken van opdrachten 30 minuten

-         opschrijven leermomenten

 

5.2. Inleiding

Dierenhouderij is verantwoordelijk werk. De dieren verdienen een respectvolle behandeling ook al eindigen ze hun leven in de slachterij. In de rundveehouderij, maar niet alleen daar, is er in de regel sprake van een verantwoorde omgang met  de dieren. In het algemeen is er sprake van een diervriendelijke huisvesting en worden de dieren naar eer en geweten goed verzorgd. Misstanden worden terecht aan de kaak gesteld, maar bezorgen de sector een slechte naam. In de EU is afgesproken voor het houden van dieren een 5-tal vrijheden af te spreken waar deze dieren recht op hebben.

  • Vrij zijn van fysiek en fysiologisch ongerief.
  • Vrij zijn van pijn, verwondingen en ziektes.
  • Vrij zijn om het normale gedrag te kunnen uitoefenen.
  • Vrij zijn van angst en chronische stress.
  • Vrij zijn van dorst, honger en ondervoeding

 

Het moge duidelijk zijn dat over die vrijheden flink gediscuteerd kan worden. Wat is b.v. pijn en wat is stress.

5.3. Enkele opvattingen over gedrag

 

Een dier dat goed in zijn vel zit en het naar de zin heeft toont een glanzende  huid en straalt rust uit.

 

Een dier dat het naar de zin heeft, vertoont natuurlijk gedrag, dat ook in de vrije natuur waarneembaar is

 

Kleine wondjes (latere littekens) horen erbij, omdat er in een natuurlijke rangorde ook sprake zal zijn van schermutselingen.

5.4. Veranderingen in denken en doen.

Vroeger stonden de koeien op de grup. Dat beeld is er al bijna niet meer. Veelal zijn de koeien in een ligboxenstal en of potstal gehuisvest. In die omgeving kunnen ze hun natuurlijke gedrag gemakkelijker uiten en is er zelden sprake van zgn. leegloopgedrag. Gedrag dat er vreemd en onnatuurlijk uitziet. Vaak zien we plaatselijke beschadigingen op de huid. De ligbox is niet ontworpen om diervriendelijk te zijn, maar is het wel. Soms zijn de boxen te krap of te vuil en staan er teveel koeien. Koeien zijn dan niet in de gelegenheid tot rust te komen.In de regel is het dik in orde en hebben de koeien het naar de zin. Maar hoe weten we dat.

 

5.5. Opdrachten

De leerlingen werken de onderstaande opdrachten in koppels uit.

1 In de literatuur onderzoeken de leerlingen welk gedrag bij een koe hoort.

Gedrag door de dag en in de tijd.

2 De leerlingen stellen aan de hand van  opdracht 1 ween checklist op.

Op die lijst staan de verschillende gedragingen. We noemen zon lijst een ethogram.

3 In de stal gaan de leerlingen in koppels koeien scoren. D.w.z. per dier wordt gekeken wat enkele individuele koeien doen en hoe vaak. De koeien worden vooraf met medeweten van de boer geselecteerd.

4 Het scoren gebeurt vlak voor, tijdens en na het (bij) voederen.

5 De scoringsformulieren worden naast elkaar gelegd en vergeleken.

6 De discussie gaat over welke koeien het meest dominant zijn en hoe de hiarchie in de stal is georganiseerd.

 

VB Ethogram ( in overleg met docent wijzigen)

Koenummer

tijd

datum

Gedragselementen

duur

bijzonderheden

Eten

 

 

Herkauwen

 

 

Contact maken met nr

 

 

Agressie naar nr

 

 

Contact krijgen nr

 

 

Liggen

 

 

Staan

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Les 6. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t.  de aan en afvoer van de veestapel

 

6.1. Opzet

Geeft antwoord op:              -   het waarom van deze les

                                               -   wat dierwelzijn mbt het transport inhoudt      

                                           -  hoe je zelf kunt bijdragen aan een positieve

                                                   beeldvorming

                                                

 

Lesinhoud:

-         inleiding 45 minuten

-         uitwerken van opdrachten 45 minuten

-         bespreken van opdrachten 30 minuten

-         opschrijven leermomenten

 

6.2. Inleiding

Dierenhouderij is verantwoordelijk werk. De dieren verdienen een respectvolle behandeling ook al eindigen ze hun leven in de slachterij. In de rundveehouderij, maar niet alleen daar, is er in de regel sprake van een verantwoorde omgang met  de dieren. In het algemeen is er sprake van een diervriendelijke huisvesting en worden de dieren naar eer en geweten goed verzorgd. Misstanden worden terecht aan de kaak gesteld, maar bezorgen de sector een slechte naam. In de EU is afgesproken voor het houden van dieren een 5-tal vrijheden af te spreken waar deze dieren recht op hebben.

.

  • Vrij zijn van fysiek en fysiologisch ongerief.
  • Vrij zijn van pijn, verwondingen en ziektes.
  • Vrij zijn om het normale gedrag te kunnen uitoefenen.
  • Vrij zijn van angst en chronische stress.
  • Vrij zijn van dorst, honger en ondervoeding

 

Het moge duidelijk zijn dat over die vrijheden flink gediscuteerd kan worden. Wat is b.v. pijn en wat is stress.


6.3. Enkele opvattingen over transport

 

Over het transport van vee is veel te doen. M.n. internationale transporten en de naleving van de regels zijn regelmatig onderwerp van terechte verhitte discussies.

Ook de veemarkten en wat zich daar afspeelt doet menigeen het hoofd schudden.

Het is duidelijk dat een dier op transport niet in zijn gewone doen is. Vreemde geluiden, verandering van omgeving. De dieren vertonen stress. Vertaald naar de mens, al is dat gevaarlijk, is een zekere vorm van stress niet verkeerd of schadelijk, maar is het vooral de hoogte en de duur die beschadigend kunnen zijn. De opmerking Het dier heeft er geen weet van en leeft toch nog maar een korte tijd gaat voorbij aan de zgn. eigen waarde van ieder levend organisme. 

 

6.4. Veranderingen in denken en doen.


Door de wetgeving, regels en controle is het veetransport door de bank genomen goed geregeld. Waar veel mensen tegen te hoop lopen is m.n. de lengte van de transporten en het gesleep van dieren door heel Europa. Dit alles speelt zich ver af van de praktijk van de agrarier, maar beinvloedt wel de beeldvorming.

Dit alles is een extra argument om juist dier productie en dierconsumptie vlak bij elkaar te laten afspelen. Een extra argument voor een regionale markt.

http://www2.vwa.nl/portal/page?_pageid=35,1554264&_dad=portal&_schema=PORTAL

http://www.tweevandaag.nl/index.php?module=PX_Story&func=view&cid=2&sid=30893

http://www.vianorm.nl/ViaNorm-Nieuws-Ondernemersprijs-Transport-en-Logistiek.aspx


6.5. Opdrachten

 

Opdracht voor de individuele leerling.

 

1 Ga na hoe dieren op jullie bedrijf worden getransporteerd. Het betreft eigenlijk alle vervoer. Aandachtspunten zijn:

Hoe zorg je dat de dieren niet teveel stress opdoen

Wat zijn maatregelen waardoor de dieren rustig en gewillig meegaan.

2 Hoe ga je om met dieren die op het bedrijf arriveren.

Hoe zorg je dat deze dieren wennen..

Hebben jullie daar bepaalde prcedures voor?

3 Stel je ook eisen aan de transporteur en laat je dat ook aan de handelaren weten.

4 Ga na hoe een goed veetransport naar verre oorden eruit ziet en zoek ook voorbeelden waarbij het ook daadwerkelijk goed georganiseerd is. Maak hierover een fotoreportage


Les 7: Duurzame veehouderij algemeen (door Laura Schuit student bij Windesheim)

Het doel van deze les is om studenten te laten zien wat we onder duurzame veehouderij verstaan. Om een goed beeld neer te zetten is het ook belangrijk dat de studenten iets meekrijgen van de ontwikkelingen in de landbouw en de veehouderij de laatste decennia.

Aan het eind van deze les:

         hebben studenten inzicht in de geschiedenis van de Nederlandse Landbouw na de Tweede wereldoorlog;

         weten de studenten wat wordt verstaan onder duurzame landbouw;

         kennen de studenten een aantal knelpunten in de huidige landbouw;

         Zijn studenten in staat zelf oplossingen te bedenken voor knelpunten in de landbouw;

         Zijn studenten in staat om duurzame aanpassingen te herkennen op het melkveebedrijf;

         Zijn studenten in staat om op een agrarisch bedrijf zelf suggesties te doen om de duurzaamheid te verbeteren.

Theorie

I. Ontwikkelingen in de veehouderij

Na de tweede wereldoorlog is de gehele landbouw snel veranderd. Door de toenemende mechanisatie (gebruik van gemotoriseerde landbouwwerktuigen in plaats van paard en  wagen) waren boeren in staat steeds grotere percelen te bewerken. Bedrijven werden steeds groter (schaalvergroting) en gingen zich specialiseren in n bepaalde activiteit. Daar waar vroeger veel gemengde bedrijven bestonden van akkerbouw veeteelt, ontstonden er na de tweede wereldoorlog steeds meer gespecialiseerde landbouwbedrijven die of aan akkerbouw deden of aan veeteelt. Binnen de veeteeltsector ging de specialisatie verder en ontstonden er aparte varkenshouderijen, pluimveehouderijen en rundveehouderijen.

Door de mechanisatie en schaalvergroting van de landbouw nam de productie snel toe. Het gebrek aan voedsel vlak na de Tweede Wereldoorlog was de motor achter deze mechanisatie. Zoiets mocht nooit meer gebeuren. We moesten zelf voor ons voedsel kunnen zorgen en niet meer afhankelijk zijn van andere landen voor onze voedselproductie.

module_duurzame_veehouderij

Afb 1: Logo van de Europese Unie

Door de oprichting van de Europese Gemeenschap (nu de Europese Unie) was er ook een grote markt om de producten te verkopen, ook buiten Nederland. Dit zorgde voor een nog verder gaande mechanisatie, schaalvergroting en productie.

Op gegeven moment was de productie echter veel meer gegroeid dan de vraag naar de producten. Er ontstonden overschotten van melk (de melkplas), boter (de boterberg) en andere producten.

Doordat de overheid de agrarische bedrijven ondersteunden met subsidie werd de landbouw een grote kostenpost. Er werd wel geproduceerd, maar de producten werden niet verkocht. Daarnaast kwam in de jaren 70 ook meer aandacht voor dierwelzijn en de negatieve effecten van de landbouw op de omgeving. Dit heeft ertoe geleid dat men anders naar de landbouw is gaan kijken. Niet meer alleen gericht op productie en afzet, maar ook naar dierwelzijn, bemesting, bestrijding van plagen en ziekten en de diergezondheid.

II. Wat verstaan we onder duurzame veehouderij

Er zijn vele definities opgeschreven van duurzame landbouw en duurzame veehouderij.

Concreet verstaan we onder duurzame landbouw :

-          Landbouw moet de wereldbevolking gezond blijven voeden;

-          Agraris moeten vergelijkbare inkomens hebben en perspectieven hebben over een leefbare toekomst;

-          Het ecosysteem waarin landbouw werkt (het agro-ecosysteem) moet gezond (gesloten) gehouden worden (geen negatieve effecten op het milieu door residu's, zorg voor de biodiversiteit, landschapsbeheer, ruimtegebruik en dierenwelzijn;

-          Landbouw mag noch cultureel (levenswijze) noch sociaal gemarginaliseerd of geoleerd worden. Landbouw moet een multifunctionele plaats vinden in de maatschappij. 

In bovenstaande definitie herken je drie elementen (de 3 Ps) van duurzaamheid:

-          People (mensen)

-          Planet (planeet/mileu)

-          Profit (opbrengst/winst)

Vuistregel: Er is pas echt sprake van duurzaamheid wanneer de drie Ps met elkaar in evenwicht zijn.

 

module_duurzame_veehouderij                        module_duurzame_veehouderij                     

Afb 2: People, Planet en Profit

Wanneer de combinatie niet harmonieus is zullen de andere elementen hieronder lijden. Wanneer bijvoorbeeld winst te veel prioriteit krijgt, dan zullen mens en milieu hiervan de dupe worden, bijvoorbeeld door slechte arbeidsomstandigheid of vernietiging van de natuur. Andersom ziet de slogan ook het winstkenmerk als essentieel onderdeel van ontwikkeling dat niet verwaarloosd dient te worden.

III. Knelpunten in de huidige veehouderij

Binnen de huidige veehouderijsectoren zijn een aantal belangrijke knelpunten aan te geven waardoor de veehouderij niet duurzaam is. In deze paragraaf worden een aantal van deze knelpunten genoemd en kort toegelicht. Het is geen complete lijst van alle knelpunten, maar het zijn de belangrijkste knelpunten op het gebied van de 3 Ps.

Knelpunten op het gebied van People:

-          Voedselveiligheid: Door de industrialisering van de voedselindustrie is de kans groter geworden dat ons voedsel wordt vervuild met stoffen die er niet horen.

-          Dierwelzijn is onvoldoende: In alle veehouderijsectoren zijn dierwelzijn problemen. Dieren worden vaak gehouden op te kleine oppervlakten en zijn onvoldoende in staat om hun natuurlijk gedrag te vertonen.

-          Stankhinder voor omwonenden: Vooral intensieve veehouderijbedrijven als varkens- en pluimveehouderij produceren stank. Hier zijn tegenwoordig regels voor opgesteld. Bedrijven mogen zich niet vestigen in binnen een bepaalde afstand van de bebouwde kom.

-          Aantasting landschap en identiteit van het gebied: Kleinschalige landschappen verdwijnen en maken plaats voor grootschalige landbouwlandschappen. Kleinschalige bedrijven verdwijnen, koeien staan niet meer in de wei 

Knelpunten op het gebied van Planet:

-          Hoog energieverbruik. In de landbouw wordt gebruik gemaakt van fossiele brandstoffen. Vooral met de mechanisatie is het energiegebruik toegenomen. Op veebedrijven zorgt het gebruik van krachtvoer voor een hoog energieverbruik. Deze energie wordt dan wel niet op de veehouderij verbruikt, maar het productieproces van krachtvoer kost veel energie.

-          Hoge input mineralen (meststoffen): Er worden meer meststoffen op het land gebracht dan dat de gewassen nodig hebben. Het overschot aan meststoffen spoelt weg in de natuur en  vormt een bedreiging voor de planten en dieren die er van nature voorkomen.

module_duurzame_veehouderij

Afb. 3 Mest wordt op het land gebracht via injectie

-   Verontreiniging. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen en ontsmettingsmiddelen verontreinigen de omgeving van de veehouderij.

-          Verdroging: Om met zware landbouwmachines het land te kunnen bewerken wordt de grondwaterstand kunstmatig laag gehouden. Dit heeft echter schadelijke gevolgen voor de natuur.

-          Bedreiging natuur en biodiversiteit: Door aantasting van de natuur als gevolg van verontreiniging, vermesting en verdroging verdwijnen planten- en diersoorten.

module_duurzame_veehouderij

Afb. 4: De aantallen weidevogels dalen, mede als gevolg van de moderne landbouwmethoden

-          Uitputting energievoorraden: Ook de landbouw maakt in hoge mate nog gebruik van fossiele brandstoffen (aardolie en aardgas). De voorraden van deze brandstoffen raken langzaam maar zeker uitgeput.

-          Klimaatverandering: De landbouw heeft een aanzienlijke bijdrage in de toename van broeikasgassen in de atmosfeer. Hierdoor verandert ons klimaat.

Knelpunten op het gebied van Profit:

-          Voortbestaan bedrijven in gevaar (er zijn steeds minder boeren): Als gevolg van de schaalvergroting zijn er steeds minder boeren.

module_duurzame_veehouderij

Afb. 6: Schaalvergroting:  Het aantal bedrijven neemt af maar de grootte van bedrijven neemt toe

-          Laag inkomen voor agrarische bedrijven: Voedsel is de afgelopen decennia veel goedkoper geworden. Hoewel de kostprijs van de productie van voedsel ook wel gedaald is, is deze echter niet zo laag als de prijzen in de winkel. Hierdoor krijgen de boeren vaak te weinig voor hun melk, vlees of gewassen waardoor ze een laag inkomen hebben.

-          Verminderde werkgelegenheid: Doordat er steeds minder agrarische bedrijven zijn en veel activiteiten tegenwoordig door machines kunnen worden uitgevoerd, is de werkgelegenheid in de agrarische sector verminderd.

-          Oneerlijke verdeling welvaart: Door de inrichting van de westerse markt is het voor ontwikkelingslanden erg moeilijk om toegang te krijgen tot de markt en om voor goede prijzen producten naar het westen te exporteren. Hierdoor ontstaat een oneerlijke verdeling van de welvaart op de wereld

-          Geen markttoegang ontwikkelingslanden: Door de inrichting van de westerse markt is het voor ontwikkelingslanden erg moeilijk om toegang te krijgen tot de markt en om voor goede prijzen producten naar het westen te exporteren. Hierdoor ontstaat een oneerlijke verdeling van de welvaart op de wereld

 IV. Oplossingen

Voor de knelpunten die hierboven gemeld zijn kunnen afzonderlijke oplossingen worden bedacht. Als voorbeeld: Om de overbemesting te voorkomen kan heel eenvoudig veel minder mest of helemaal geen mest meer op het land worden gebracht. Hierdoor spoelen er geen meststoffen meer uit in de natuur en wordt de natuur beschermd. Hoewel dit een effectieve oplossing zal zijn voor dit probleem, zal het echter nadelige neveneffecten hebben. Wanneer land niet meer wordt bemest zal de opbrengst afnemen waardoor de boer nog minder zal gaan verdienen. Een ander negatief neveneffect is dat de producenten van mest, de veehouderijbedrijven, hun mest niet meer kwijt kunnen.

Bovenstaand voorbeeld illustreert dat wanneer er duurzame oplossingen worden gezocht voor de knelpunten in de veehouderij er rekening moet worden gehouden met alle 3 Ps: People, Planet en Profit. Oplossingen moeten ervoor zorgen dat de 3 Ps beter in evenwicht komen. Alleen dan is sprake van een duurzame oplossing.

In de biologische landbouw streeft men naar een zo duurzaam mogelijke bedrijfsvoering waarbij men kijkt naar de 3 Ps. Kort samengevat: De agrarische activiteiten mogen geen blijvende schade veroorzaken aan de planeet (planet), er dient voldoende voedsel geproduceerd te worden om alle monden te voeden (people) en de ondernemer dient een redelijk inkomen te verdienen (profit).

module_duurzame_veehouderij                       module_duurzame_veehouderij 

Afb. 7: Europees keurmerk  en Nederlands keurmerk voor biologische landbouw

Agrarische bedrijven die een biologische bedrijfsvoering hebben moeten aan een aantal regels voldoen. Alleen door worden ze gecertificeerd als biologisch bedrijf.

In de biologische veehouderij zijn dit maatregelen op het gebied van:

- Dierwelzijn: Dieren dienen voldoende ruimte te hebben en de dieren mogen niet aangepast aan de houderijsystemen. Zo mogen de hoorns van runderen niet worden verwijderd, de staarten van varkens niet worden verwijderd en de snavels van kippen niet worden gekapt.

- Voeding: Dieren mogen alleen worden gevoed met biologisch geteeld voer. Alleen als dit voer echt niet voor handen is, kan een uitzondering worden gemaakt. Biologisch geteeld voer is verbouwd op land wat niet is bemest en waar geen chemische bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt.

- Medicijnen: Medicijnen mogen alleen worden gebruikt als dieren ziek zijn. Het preventief inenten tegen allerlei ziekten of het gebruik van groeibevorderende medicijnen is verboden.

Door bovenstaande maatregelen is biologisch vlees zon 50% duurder dan gangbaar geproduceerd vlees. Biologisch vlees herken je aan een keurmerk. In de onderwijsmodule Duurzame voeding leer je meer over de keurmerken van biologisch vlees en waar je biologisch vlees kunt kopen.

Overige informatiebronnen

Milieu Centraal

Milieu Centraal is een onafhankelijke voorlichtingsorganisatie die consumenten praktische informatie biedt over milieu en energie in het dagelijkse leven; van afval tot zonnepanelen.

Milieu Centraal

Het ontstaan van de intensieve landbouw in Nederland

Als je door Nederland reist zie je overal grote boeren bedrijven. Al die bedrijven produceren voedsel voor de Europese markt. Hoe zijn die bedrijven ontstaan en in de jaren steeds groter gegroeid

Het ontstaan van de intensieve landbouw in Nederland - SchoolTV Beeldbank

Animal Freedom

Een internationale site met duizenden artikelen over dierenrechten alternatieven voor de bio-industrie

Animal freedom

WUR

Perspectiefrijke gebieden voor duurzame landbouw in Nederland.

perspectiefrijke gebieden voor duurzame landbouw in Nederland

Dag van de Aarde

De Stichting Dag van de Aarde is een niet politieke organisatie zonder winstoogmerk. Zij probeert met name om nieuwe doelgroepen te bereiken om het publieksbewustzijn met betrekking tot de waarde van de aarde te bevorderderen.

Dag van de Aarde

CLM

CLM Onderzoek en Advies is een zelfstandig en onafhankelijk adviesbureau. Wij staan voor gezond voedsel, duurzame landbouw en een aantrekkelijk platteland met een mooi landschap, waar het goed wonen, werken en ontspannen is. Waar agraris en andere plattelandsondernemers een goede boterham kunnen verdienen.

CLM

Ministerie van LNV

Wat het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit doet op het gebied van duurzaamheid.

MinLNV | Duurzaam ondernemen

Opdrachten bij theorie

1. Noem twee oorzaken van de ingrijpende veranderingen van de landbouw na de tweede wereldoorlog.

 2. In de tekst wordt een definitie van duurzame landbouw gegeven.

Zet achter de definitie van duurzame veehouderij de elementen people, planet en profit op de juiste plek.

Onderdelen van definitie

People/Profit/Planet

Landbouw moet de wereldbevolking gezond blijven voeden;

 

Agraris moeten vergelijkbare inkomens hebben en perspectieven hebben over een leefbare toekomst;

 

Het ecosysteem waarin landbouw werkt (het agro-ecosysteem) moet gezond (gesloten) gehouden worden (geen negatieve effecten op het milieu door residu's, zorg voor de biodiversiteit, landschapsbeheer, ruimtegebruik en dierenwelzijn;

 

Landbouw mag noch cultureel (levenswijze) noch sociaal gemarginaliseerd of geoleerd worden. Landbouw moet een multifunctionele plaats vinden in de maatschappij. 

 

 3.  Maak zelf een definitie voor duurzame rundveehouderij op basis van informatie die je op internet vindt.

 4. Er is sprake van duurzaamheid als de 3 Ps met elkaar in evenwicht zijn. Leg dit uit aan de hand van een zelf bedacht voorbeeld.

  Opdrachten praktijk

5. Ga op je stagebedrijf na op welke manieren de agrarisch ondernemer een duurzame bedrijfsvoering nastreeft.  Verdeel de punten in de categorie People, Planet en Profit

6. Probeer een aantal maatregelen te bedenken die op dit bedrijf ook kunnen bijdragen aan een meer duurzame bedrijfsvoering. Denk eraan dat de drie Ps daarbij in evenwicht blijven.


Les 8: Denken in systemen


In deze les staat het denken in systemen centraal. Om te komen tot een duurzame oplossing is het belangrijk dat het hele systeem in ogenschouw wordt genomen. Wanneer men dat niet doet kan een verbetering op n element een verslechtering van een ander element of van het hele systeem betekenen.

Aan het eind van deze les:

         weten de studenten waarom het denken in systemen belangrijk is in verband met duurzaamheid;

         weten de studenten wat een systeem is;

         kunnen studenten bedrijven in de rundveehouderij indelen als een systeem;

         zijn studenten in staat om op basis van een systeem duurzame oplossingen te bedenken voor problemen op het bedrijf;

         Kunnen studenten een agrarisch bedrijf vertalen in een systeem. Studenten hebben inzicht in de onderlinge elementen van het bedrijf en hebben inzicht in de relaties tussen deze elementen.

I. Inleiding

In les 1 hebben we reeds gezien dat het bij duurzaamheid gaat om het evenwicht tussen de 3 Ps: People, Planet en Profit. Wanneer veranderingen worden doorgevoerd is het van groot belang dat het evenwicht tussen de 3 Ps blijft bestaan. Om dit in de veehouderij en in andere sectoren voor elkaar te krijgen is het belangrijk dat je het hele systeem bekijkt en niet n enkel element. Onderstaand voorbeeld maakt dit duidelijk.

 

module_duurzame_veehouderij

Afb. 1: People, Planet en Profit

Een melkveebedrijf ziet zijn inkomsten dalen. De agrarische ondernemer denkt dit op te kunnen lossen door de productie op te voeren. De koeien die het minst melk produceren doet hij weg en hij koopt daarvoor in de plaats koeien met een hogere melkproductie. In de eerste maanden gaat het goed. De melkproductie stijgt en de inkomsten stijgen. Maar na een jaar ziet hij de melkproductie van de nieuwe koeien weer dalen. Ook worden een aantal van de koeien ziek en moet de dierenarts komen waardoor de kosten toenemen.

Wanneer de boer zijn probleem later voorlegt aan een bedrijfsadviseur vraagt de bedrijfsadviseur of de boer ook de voeding voor de koeien heeft aangepast. Ook lopen ze een rondje door de stal waarbij de bedrijfsadviseur opmerkt dat koeien met een hoge melkproductie vaak gevoeliger zijn voor pootproblemen en andere ziekten. Koeien met een hoge melkproductie kan men zien als topsporters. Ze hebben een uitgebalanceerde voeding nodig en goede leefomstandigheden. Doordat veel energie in de melk gaat zitten, zijn deze dieren gevoeliger voor ziekten. Een moderne ligboxenstal gericht op het comfort van de koe kan deze problemen deels voorkomen.

De boer uit het voorbeeld heeft alleen gekeken  naar de Profit. Dit had op korte termijn wel effect, maar als snel zag hij zijn kosten toenemen en de inkomsten weer dalen. Wanneer de boer tegelijkertijd ook verbeteringen in de voeding en huisvesting (People) had gedaan dan was het waarschijnlijk beter gegaan. Daarnaast had de boer ook na moeten denken over wat de effecten waren van zijn veranderingen voor het milieu (Planet).

II. Systeemdenken

Om ervoor te zorgen dat alle 3 Ps in ogenschouw worden genomen moet je denken in systemen.

Een systeem is een uit meerdere elementen bestaand stelsel dat in zijn geheel toegevoegde eigenschappen heeft.

Voorbeelden van systemen zijn:

-          Muziek: het samenstelsel van noten heeft een meerwaarde ten opzichte van de noten afzonderlijk

-          Computer: De computer kan meer dan de afzonderlijke onderdelen kunnen

-          Voetbalelftal: Een bepaalde opstelling zorgt voor meer kansen en mogelijkheden

-          Het menselijk lichaam:

 Veel dingen kunnen worden beschouwd als een systeem. Systemen kunnen vaak worden weergegeven in schemas.

 Systeemdenken is een benadering, die probeert overzicht van het geheel te behouden, in plaats van zich te concentreren op afzonderlijke onderdelen zonder te overwegen welke rol deze delen in het groter geheel spelen. Men ziet een systeem niet als een simpele keten van oorzaak-gevolg-relaties, maar als een netwerk waarin elk element invloed uitoefent op ieder ander element binnen het systeem.  Systeedenken wordt ook wel holistisch denken genoemd. Systeemdenken vereist dat men een holistische kijk op een systeem houdt, en dus niet alleen naar de afzonderlijke deelsystemen kijkt, maar vooral ook naar hoe zij wisselwerken en naar hun plaats in het geheel.

 Dus niet zo:

module_duurzame_veehouderijmodule_duurzame_veehouderijmodule_duurzame_veehouderijmodule_duurzame_veehouderijmodule_duurzame_veehouderij

 module_duurzame_veehouderij   module_duurzame_veehouderijmodule_duurzame_veehouderijmodule_duurzame_veehouderijmodule_duurzame_veehouderij

  Maar zo:  Het systeem van een melkveehouderij

 module_duurzame_veehouderij

 

module_duurzame_veehouderij

Afbeelding 2: Systeemdenken in de veehouderij

Hierboven is een melkveehouderij als een systeem weergegeven. In de opdrachten gaan jullie nu zelf actief aan de slag met systeemdenken.

Opdrachten

1. Noem drie voorbeelden van een systeem. Leg ook uit waarom ze een systeem vormen. Kies andere

voorbeelden dan die in de theorie worden genoemd.

2. Kies n voorbeeld van een systeem uit vraag 1. Bedenk een aantal elementen (minimaal 5) die deel uit maken van het systeem.

3. Maak een schematische weergave van het systeem. Geef door middel van pijlen de onderlinge relaties weer.

4. Maak nu een schematische weergave van een vleeskalverbedrijf. Hulpmiddel: Bedenk wat de verschillen en overeenkomsten zijn met het melkveebedrijf.

Opdrachten in de praktijk

5. Maak een poster van een systeem op je stage bedrijf. Maak fotos van de afzonderlijke elementen op het bedrijf.  Bedenk van tevoren goed wat je in het systeem centraal wilt stellen:

- Geldstroom;

- stroom van nutriten;

- Melkproductie;

- etc.

Maak een poster van je systeem en presenteer dit aan de andere systemen.


Les 9 Duurzaamheid in de rundveehouderij

In deze les gaan we dieper op de rundveehouderij in. Welke deelsectoren zijn er te onderscheiden. Wat zijn de kenmerken van deze houderijsystemen? Welke duurzaamheidsknelpunten kennen deze houderijsystemen.?

Aan het eind van deze les:

         Hebben de studenten inzicht in de verschillende deelsectoren van de rundveehouderij;

         Kennen ze de duurzaamheidsproblemen van deze deelsectoren;

         Tevens hebben ze in een opdracht nagedacht over mogelijke oplossingen voor de duurzaamheidsproblemen;

 Theorie

Binnen de rundveehouderij zijn verschillende deelsectoren te onderscheiden die gericht zijn op de productie van melk of vlees:

-          Melkveehouderij /span> Koeien worden gehouden voor de productie van melk

-          Vleeskalverhouderij /span> Kalveren afkomstig uit de melkveehouderij worden opgefokt ten behoeve van de vleesproductie

-          Zoogkoeienhouderij /span> Kalveren worden opgefokt bij de moeder ten behoeve van de vleesproductie. Hiervoor worden vaak specifieke vleesrassen gebruikt.

 Hieronder volgen van elk van deze deelsectoren een beschrijving

 I. De melkveehouderij

De melkveehouderij is het houden van runderen voor het verkrijgen van de melk van het moederdier voor de consumptie door mensen. In Nederland zijn in 2009 ongeveer 20.000 melkveehouders actief. De verwachting is dat dit er in 2019 door schaalvergroting en automatisering nog ca 10.000 zullen zijn.

Het Holstein-Frisian koeienras is wereldwijd het meest gebruikte melkveeras. Ook de Jersey wordt veel gemolken, maar heeft een hoog vetgehalte en is daarom in Europa minder populair. Beide rassen zijn 'melktypisch', ze hebben een magere bouw en de genetische aanleg om veel koemelk te produceren.

module_duurzame_veehouderij module_duurzame_veehouderij 

Afb.1: De melkveehouderij

De koeien worden op de meeste bedrijven twee keer gemolken. Vaak gebeurt het melken in een aparte melkstal waar de apparatuur voor het melken van de koeien aanwezig is. Elke koe wordt door de boer aangesloten op een melkstel. Tijdens het melken krijgt de koe krachtvoer. Dit kan worden gezien als beloning, waardoor de koe het niet erg vindt om gemolken te worden. Tijdens het melken ziet de boer elke koe. Hij inspecteert de koe dan op zijn gezondheid.

Tegenwoordig gebeurt het melken ook steeds meer geheel geautomatiseerd met behulp van  melkrobots.

module_duurzame_veehouderij

Afb. 3: De melkrobot

Deze staan in de stal en de koeien kunnen zelf bepalen wanneer ze gemolken worden. Een computer leest af welke koe er in de robot staat en wanneer deze koe gemolken kan worden krijgt de koe krachtvoer en zoekt de robot de tepels van de koe en sluit de melkmachine hierop aan. Als een koe te vaak naar de robot komt, wordt hij er zonder voer weer uitgelaten. Melkrobots worden tegenwoordig ook gebruikt voor de krachtvoergift. Koeien kunnen dus meerdere keren langs gaan om een hoeveelheid te halen. Als zij hun portie hebben gehad krijgen ze niet meer. Dit scheelt een voedercomputer.

Nadeel van de melkrobot is dat de boer de koeien niet meer dagelijks in handen heeft en daardoor de gezondheid van de koeien minder goed in de gaten kan houden. Verder vereist de melkrobot dat de koeien op stal moeten worden gehouden zodat ze niet te ver bij de robot vandaan staan. Voordeel is dat de boer veel tijd over heeft doordat hij niet meer twee keer per dag hoeft te melken. Dit scheelt de boer al snel zon 4 uur per dag. Tevens kan een koe zelf bepalen wanneer ze wordt gemolken. Hierdoor gaat de melkproductie van de koe vaak omhoog.

Melkrobots worden tegenwoordig ook gebruikt voor de krachtvoergift. Koeien kunnen dus meerdere keren langs gaan om een hoeveelheid te halen. Als zij hun portie hebben gehad krijgen ze niet meer. Dit scheelt een voedercomputer.

Een koe geeft alleen melk nadat ze een kalf heeft gekregen. Het kalfje wordt vaak direct na de geboorte bij de moeder weggehaald. De koe wordt gemolken en de eerste melk (biest) wordt met de fles aan het kalf gevoerd. Deze eerste melk is belangrijk voor het kalfje omdat er veel antistoffen in zitten. Het kalf wordt vaak na 14 dagen afgevoerd naar een vleeskalverbedrijf waar het verder wordt opgefokt. Soms wordt het kalf ook aangehouden op het bedrijf om later zelf als melkkoe te gebruiken. Dit ter vervanging van oude koeien of van koeien die onvoldoende melk produceren. Een koe kan op een leeftijd van twee jaar melk gaan geven.

De runderen eten voornamelijk ruwvoer (kuilgras, gras, snijmais) en krachtvoer. In de winter staan de koeien op stal. Tijdens de rest van het jaar kunnen de koeien naar buiten. Toch ziet men steeds minder vaak de koeien in de wei. Dit komt doordat:

-          De steeds verdere schaalvergroting. De percelen liggen vaak niet op loopafstand van de boerderij. Omdat de koeien 2x per dag gemolken moeten worden is het niet haalbaar ze op deze percelen te laten grazen.

-          De hoge grondprijzen eisen een hoge melkproductie. Anders kunnen de hoge kosten niet worden betaald. Met een melkrobot wordt vaak een hogere melkproductie gehaald. Tevens kan voor koeien die op stal staan een beter uitgebalanceerd rantsoen worden bepaald dan koeien die buiten lopen.

-          De melkrobot

-          De milieu eisen zijn beter haalbaar met koeien die binnen worden gehouden dan met koeien die buiten lopen. De milieu eisen worden steeds strenger. Dus steeds meer koeien worden het hele jaar rond binnen gehouden

 Een koe produceert gemiddeld zon 11.000 liter melk/jaar  en doet dit in 310 dagen per jaar. De overige dagen staat de koe droog.  In 1950 was dat gemiddeld 4.000 liter melk/jaar. De meeste melkveebedrijven melken twee keer per dag. Bedrijven die drie maal daags melken hebben een productie die rond de 14.000 kg ligt. Dit zie je eigenlijk alleen nog maar bij de bedrijven met melkrobots.  Nadeel is dat de kosten voor het extra krachtvoer om deze hoge productie te halen vaak hoger zijn dan dat de melk opbrengt.

Nadat de koeien gemolken zijn wordt de melk opgeslagen in een gekoelde melktank. De inhoud van de melktank verschilt (van 400 liter tot 30.000 liter), afhankelijk van de grootte van het bedrijf.  E keer in de twee drie dagen wordt de melk opgehaald door een tankwagen, die de melk naar de melkfabriek brengt. Voordat de melk wordt verwerkt, wordt de melk gecontroleerd. Er mag geen verontreiniging in zitten of sporen van medicijnen. De melk van koeien die medicijnen hebben gekregen moet apart worden afgevoerd en mag niet in de melktank terecht komen.

Tegenwoordig hebben alle melkveehouderijen een ligboxenstal.

Dit is een stal waarin de koeien vrij rond kunnen lopen. Vaak is het midden van de stal open (de voergang). Hier kan de boer ruwvoer neerleggen voor de koeien. Doordat de koeien hier alleen met hun kop bij kunnen blijft het ruwvoer schoon. De vloer van de stal is een rooster. Mest en urine valt door het rooster in een mestkelder. Tevens heeft de stal droge ligplaatsen voor de koeien. Hier strooit de boer vaak zaagsel op zodat de koeien comfortabel kunnen liggen.

module_duurzame_veehouderij

Afb. 4: Ligboxenstal voor melkvee

Door middel van een voerstation kunnen koeien krachtvoer krijgen. Dit is computer gestuurd. De computer leest de zender die de koe om zijn nek heeft. Het computerprogramma geeft aan hoeveel krachtvoer de koe mag hebben. Koeien die veel melk produceren krijgen meer melk dan koeien die minder melk produceren.

module_duurzame_veehouderij

Afb. 5: Voerstation

Vroeger werden de koeien ook wel gehouden in een grupstal. Hierin stonden de koeien vast naast elkaar met hun kop naar de voergang. Aan de achterkant van de koeien bevond zich de mestgoot waar mest en urine van de koeien werd opgevangen. In de grupstal ligt vaak stro, wat eens in de zoveel tijd moest worden uitgemest. In een ligboxenstal hoeft dit niet meer, want daarbij komt de mest automatisch in de mestkelder terecht. Als de mestkelder vol is moet deze worden geleegd. De mest kan worden gebruikt om het land te bemesten. Er mag echter maar een beperkte hoeveelheid mest op het land worden gebracht

module_duurzame_veehouderij

Afb. 6: Grupstal

II. De vleeskalverhouderij

Nederland kent een aanzienlijke kalfsvleesproductie. Er worden jaarlijks ca. 1,4 miljoen kalveren gemest. Deze kalveren zijn voornamelijk afkomstig uit de melkveehouderij (zie ook melkveehouderij). Vooral de stiertjes komen bij de vleeskalverbedrijven terecht. Naast de kalveren uit Nederland worden er ook veel kalveren uit andere landen geporteerd  (Duitsland, Belgi Polen en Denemarken) om in Nederland op te fokken.

module_duurzame_veehouderij    module_duurzame_veehouderij

Afb. 7: Blank kalfsvlees en roskalfsvlees

De Nederlandse vleeskalverhouderij is in te delen in blankvleesproductie en rosleesproductie.

Het merendeel van de vleeskalveren in Nederland (ruim 80%) wordt voor de productie van blank kalfsvlees gehouden. De vraag er naar komt van consumenten uit Italien Frankrijk die nog altijd de blanke kleur aan koppelen aan de eigenschappen van jong, mager, vetarm en gezond vlees. De blanke kleur van het vlees ontstaat door het ijzergehalte van het voer te verlagen. Risico is dat de kalveren gaan leiden aan bloedarmoede. In Nederland komt dit echter weinig meer voor.

Een deel van de kalvermesterij levert rosvlees, die kalveren krijgen wel de gehele mestperiode ijzerrijk ruwvoer. Hun vlees kleurt roze, vandaar de naam rosvlees.

In Nederland wordt heel veel kalfsvlees (221.000 ton) geproduceerd. Toch wordt in Nederland zelf maar weinig kalfsvlees geconsumeerd (in 2007 26.800 ton, dat is 1,6 kg per hoofd van de bevolking). Het overgrote deel van het kalfsvlees, 198.000 ton, ca. 90%, wordt geporteerd. De export gaat voor ca. 40% naar Itali terwijl Frankrijk en Duitsland elk ongeveer 20% van het Nederlands kalfsvlees afnemen.

De kalfjes worden direct na de geboorte bij de moeder weggehaald. Op een leeftijd van veertien dagen (was tot voor kort zelfs 10 dagen) mogen ze op transport van de boerderij waar ze geboren zijn via de veemarkt naar de kalvermesterij.

Op de kalverhouderij worden de kalveren in groepen van vier tien dieren gehuisvest.

Het dierwelzijn is in de kalverhouderij altijd een knelpunt geweest. Vroeger werden de kalveren niet in groepen maar individueel gehuisvest. Hierdoor hadden de dieren geen contact met soortgenoten.

module_duurzame_veehouderij

Afb. 8: Individuele huisvesting van kalveren

module_duurzame_veehouderij

Afb. 9: Groepshuisvesting kalveren

Ook werden de kalveren gehouden in kleine hokken waardoor ze nauwelijks konden bewegen. Dit zou goed zijn voor het blanke kalfsvlees. Daarnaast werden de kalveren opgefokt met alleen melk als voer, terwijl ze na een aantal weken ook ruwvoer nodig hebben, dit voor een goede ontwikkeling van hun spijsverteringsstelsel. Tegenwoordig is het verplicht om de kalveren in groepen te houden en om ze ook ruwvoer te geven. Toch is het welzijn nog niet optimaal. De ruimte die de kalveren hebben is beperkt, kunnen de dieren niet naar buiten en worden de dieren opgefokt in een stal met een roostervloer, zonder apart gedeelte waar ze kunnen liggen.

De kalveren zijn na zon 7 8 maanden slachtrijp. Ze worden dan per veewagen afgevoerd naar een slachterij. Dit kan in Nederland zijn maar ook buiten Nederland. Een erg lang transport komt het welzijn van de dieren niet ten goede. Er zijn regels voor hoe lang het transport maximaal mag duren. Duurt het transport langer, dan moet onderweg worden gerust, en moeten de dieren worden gevoerd en van water worden voorzien.

III. De zoogkoeienhouderij

De kleinste deelsector binnen de rundveehouderij is de zoogkoeienhouderij.  Zoogkoeien zijn kalfjes die minstens vijf maanden, maar meestal zes tot acht maanden bij hun moeder blijven. Dit in tegenstelling tot de kalfjes uit de melkveehouderij die vrijwel gelijk na de geboorte bij de moeder worden weg gehaald. Zoogkoeien zijn meestal van een vleesras, of van een kruising van een melkras met een vleesras. Veelgebruikte rassen zijn de Blond d'Anquitaine en de Limousin. Er is een speciale lijst met toegelaten voedermiddelen.

module_duurzame_veehouderij  module_duurzame_veehouderij

Afb. 10: Blond dAnquitaine                              Afb. 11 Limousin

 

Zoogkoeien kunnen worden gehouden in natuurgebieden, maar ze worden ook gehouden op gangbare landbouwgrond. De zoogdierhouderij is extensief. Hiermee wordt bedoeld dat per hectare grond weinig dieren worden gehouden. De vleeskalverhouderij is het meest intensieve houderijtype, gevolgd door de melkveehouderij.

Als het weer het toe staat lopen de zoogkoeien buiten in de wei. Maar in landen als Nederland, Ierland en Frankrijk staan ze gedurende de winterperiode, zon 4 tot 6 maanden op stal. Die stallen bieden lang niet altijd voldoende ruimte en een dichte, ingrestrooide ligruimte per rund. Zo moeten de meeste vleesrunderen in Ierland s winters binnen op een betonnen roostervloer staan, wat slecht is voor hun klauwen en poten en tot afwijkend liggedrag kan leiden.

 

In de zoogkoeienhouderij worden vaak specifieke vleesrassen gebruikt. De dikbilkoeien zijn hier een voorbeeld van. Hoewel de zoogkoeien veel buiten lopen en voldoende ruimte hebben, kent ook de zoogkoeienhouderij welzijnsproblemen.

module_duurzame_veehouderij

Afb. 12: Dikbil rund

 
Bij de geboorte van kalveren in de zoogkoeienhouderij is het percentage keizersneden zeer hoog. Dit komt doordat de kalveren te zwaar zijn voor een natuurlijke geboorte. Er wordt namelijk gefokt op zware bespiering. Vooral bij de dikbillen is een natuurlijke geboorte een uitzondering. Tegenwoordig is het fokbeleid weer meer gericht op minder zware kalveren zodat een natuurlijke bevalling mogelijk is.

Tegenwoordig wordt ook wel gesproken van scharrelrunderen. Met scharrelrunderen worden alleen zoogkoeien bedoeld, en niet de melkkoeien die in de zomer in de wei staan. De kalveren blijven minimaal 5 maanden bij de moeder. Veelgebruikte rassen zijn Blonde dAquitaine en Limousin welke van origine uit Frankrijk afkomstig zijn en echte vleesrassen zijn. Het zijn sobere rassen die vlees van afzonderlijke kwaliteit leveren. In de winter worden de dieren in lichte, ingestrooide stallen gehuisvest. Scharrelrunderen mogen niet aangebonden staan.

Voor voer en water gelden vrijwel dezelfde voorwaarden als voor andere scharreldieren, namelijk geen toevoeging van groeibevorderende middelen of andere geneesmiddelen en het gebruik van ruwvoer is verplicht. Voor scharrelrunderen is een speciale lijst met toegelaten voerdermiddelen, die allen van plantaardige herkomst dienen te zijn. Water dient onbeperkt beschikbaar te zijn.

Het vlees van scharrelrunderen wordt verkocht onder een speciaal keurmerk.

module_duurzame_veehouderij

Afb. 13; Keurmerk scharrelrundvlees

Duurzaamheidsproblemen van de verschillende houderijtypen

Zoals de theorie hierboven heeft laten zien kent elk type houderij ook zijn knelpunten.

Hieronder worden per houderijtype een aantal belangrijke duurzaamheidsknelpunten genoemd.

De knelpunten zijn onderverdeeld in de 3 Ps (People, planet en profit)

I. De melkveehouderij

People

Planet

Profit

Welzijn:

- Koeien komen minder buiten

- Kalfjes worden direct bij moeder weggehaald

- Diergezondheid van dieren die op stal staan is niet optimaal

Verzuring van de bodem door zware bemesting. Door een teveel aan ammoniak in mest daalt de pH van de bodem en wordt zuurder. De verandering van de zuurgraad heeft nadelige effecten op het bodemleven.

 

Hoge grondprijzen

Door schaalvergroting verdwijning van kleinschalig cultuurlandschap

Verdroging grond door verlaging grondwater. Zware landbouwmachines kunnen niet door te natte akkers rijden. Door het verlagen van het grondwaterpeil kunnen de zware machines het hele jaar door het land bewerken.

 

Lage melkprijzen

Minder boeren en minder koeien in de wei verandert het karakter van een gebied.

Weiden blijven leeg, er wordt vaker gemaaid waardoor er vaker zware landbouwmachines gebruikt worden.

Hoge productie van broeikasgassen (methaan). Runderen zijn herkauwers. Bij het verteringsproces van het gras ontstaat een aanzienlijke hoeveelheid methaangas. Methaangas is een broeikasgas.

Verminderde werkgelegenheid

 

Aantasting omgeving en biodiversiteit

 

 

Hoog energieverbruik. In de melkveehouderij is het energieverbruik hoog. Vooral de productie van krachtvoer kost veel energie.

 

II. De Vleeskalverhouderij

People

Planet

Profit

Welzijn:

- Grote kans op bloedarmoede bij blank kalfsvleesproductie

- Dieren hebben beperkte leefruimte en komen niet buiten

-Lange afstandstransporten

Intensieve veehouderij met een grote ecologische voetafdruk. De vleeskalverhouderij gebruikt veel meer oppervlakte dan dat het tot zijn beschikking heeft. Denk aan grond voor de  productie van krachtvoer en de afvoer van mest

Productkwaliteit; Smaak, kleur en malsheid

Kalveren zijn niet in staat hun natuurlijk gedrag te vertonen

Overschot aan mineralen.

Nederlands kalfsvlees is te rood voor de internationale markt

Voedselveiligheid: gebruik van hormonen en groeibevorderaars

Beperkt ruimte om mest kwijt te raken

Dalende werkgelegenheid

Landschap: Concentratie van kalvermesters

Hoog energieverbruik. De krachtvoerproductie kost veel energie.

 

Stankoverlast

Uitstoot ammoniak

 

III. Zoogkoeienhouderij

 

People

Planet

Profit

Welzijn:

- Huisvesting in de winter is vaak niet optimaal

- Hoog percentages keizersnedes bij vleesrassen

Weinig bekend over uitstoot van broeikasgassen omdat de dieren voornamelijk buiten zijn.

Veel land nodig voor relatief weinig dieren. Daardoor een hoge kostprijs

Diergezondheid: Blauwtong

 

Stijging keuringskosten

Voedselveiligheid: Parasitaire infecties komen relatief veel voor

 

Sterk wisselende kwaliteit vlees. Daardoor grote concurrentie vanuit buitenland

 

Aanvullende informatie

Peters Farm

Keten van kalverhouderijen gericht op een diervriendelijk houderijsysteem

Peter's Farm

LEI/DLO

Rapportage over duurzame landbouw in Nederland

duurzame landbouw in beeld

LNV

Rapportage over duurzaamheid in de intensieve veehouderij

Rapport 'Duurzaamheid intensieve veehouderij' - Duurzaamheid intensieve veehouderij - Europa NU

PVE

Keurmerk biologisch en duurzaam rundvlees

Keurmerk biologisch en duurzaam rundvlees

Valacon

Website over duurzame melkveehouderij

Duurzaam Melkvee .nl | Valacon Dairy

CLM

Studie naar duurzame melkveehouderij

Studie naar duurzame melkveehouderij 

Scharrelrundvlees

Keurmerk voor zoogkoeienhouderij

ProduCERT

 Opdrachten

1. Lees de theorie goed door. Welke van de veehouderijtypen spreekt je het meeste aan. Zou je hier later willen werken? Licht je antwoord toe met duidelijke argumenten. Is duurzaamheid daarbij voor jou belangrijk?

 2. Kies n houderijtype uit. Dit mag hetzelfde bedrijfstype zijn als je stagebedrijf, maar hoeft niet. Bekijk de duurzaamheidsknelpunten die op deze bedrijven spelen. Bedenk oplossingen voor tenminste twee problemen. Let daarbij op dat het evenwicht tussen de 3 Ps niet wordt verstoord. Maak een Powerpoint Presentatie van je resultaat.

 3. Het imago van een sector is het beeld wat de consument van de (deel)sector heeft. Bekijk in de supermarkt een aantal zuivel- en vleesproducten (ook biologische). Wat voor beeld roept dit bij je op. Komt dit overeen met de theorie uit deze les? Leg uit hoe de presentatie van producten en reclame bij kan dragen aan het imago van een sector.

 Opdrachten in de praktijk

4.  Onderzoek wat er met de dieren of producten gebeurt als ze worden afgevoerd van het bedrijf. Waar worden de dieren en/of producten naar toe gebracht. Welke bewerkingen ondergaan de dieren/producten en waar komen de eindproducten terecht.  Breng dit in beeld door middel van een schema/systeem. Breng ook de transporten in beeld.