Les 3. Het dierwelzijn op het rundveehouderijbedrijf m.b.t. fokkerij
1.1. Opzet
Geeft antwoord op: - het waarom van deze les
- wat dierwelzijn inhoudt
- hoe je zelf kunt bijdragen aan een positieve
beeldvorming
Lesinhoud:
- inleiding 45 minuten
- uitwerken van opdrachten 45 minuten
- bespreken van opdrachten 30 minuten
- opschrijven leermomenten
1.2. Inleiding
Dierenhouderij is verantwoordelijk werk. De dieren verdienen een respectvolle behandeling ook al eindigen ze hun leven in de slachterij. In de rundveehouderij, maar niet alleen daar, is er in de regel sprake van een verantwoorde omgang met de dieren. In het algemeen is er sprake van een diervriendelijke huisvesting en worden de dieren naar eer en geweten goed verzorgd. Misstanden worden terecht aan de kaak gesteld, maar bezorgen de sector een slechte naam. In de EU is afgesproken voor het houden van dieren een 5-tal vrijheden af te spreken waar deze dieren recht op hebben.
.
- Vrij zijn van fysiek en fysiologisch ongerief.
- Vrij zijn van pijn, verwondingen en ziektes.
- Vrij zijn om het normale gedrag te kunnen uitoefenen.
- Vrij zijn van angst en chronische stress.
- Vrij zijn van dorst, honger en ondervoeding
Het moge duidelijk zijn dat over die vrijheden flink gediscuteerd kan worden. Wat is b.v. pijn en wat is stress.
1.3. Enkele opvattingen over fysiek en fysiologisch ongerief
Dieren worden geselecteerd en gekruist met als doel dieren te verkrijgen waar behoefte aan is. Dieren met een hoog vetgehalte in de melk of een sterk beenwerk.
De fokkerij is een wereld apart waaraan veel agrariërs belang hechten. De discussie spitst zich niet toe op wel of geen fokkerij programma in verband met het dierwelzijn, maar vooral op de wens dieren te fokken die gezond, sterk en vitaal zijn. Zie verder
www.louisbolk.org/downloads/1305.pdf
1.4. Veranderingen in denken
De rundveehouderij gaat van intensief naar extensief. Een stelling waar je het overigens niet mee eens hoeft te zijn. Er wordt in tegenstelling tot vroeger meer naar dubbeldoel koeien gestreefd. Het ideaaltype voor jullie gebied in relatie tot de bedrijfsvoering is een opdracht
1.5. Opdrachten
De leerlingen werken alleen de onderstaande opdrachten uit.
1 Onderzoek voor je eigen veestapel of die van je stagebieder in hoeverre de dieren afwijken van het ideaaltype.
Formuleer daartoe eerst het ideaaltype en benoem expliciet je wensen waarbij ook nadrukkelijk aandacht is voor een duurzame koe (gezond, vitaal).
2 Presenteer voor de klas het fokkerijschema en de tijd die je nodig hebt om tot de ideale veestapel te komen.
3 Vat als groep de conclusies samen die uit de verschillende presentaties kunnen worden getrokken.