Open menu

De donut economie

Het hart van de ecomonie is een donut. De meest effectieve vorm van protest is iets nieuws voorstellen.  Met Doughnut Economics schuift de Britse econome Kate Raworth een omkering van het economische denken naar voren met een omkering waarbij de natuur niet langer de blinde vlek van het systeem is, maar er samen met de mens het hart van vormt.

donuteconomie
We hebben water, voedsel, inkomen, onderwijs, weerstand, een stem, banen, energie, sociale gelijkheid, gender gelijkheid en gezondheid nodig in een inclusieve, duurzame economische ontwikkeling (sociale ecoeconomie). Zij vormen de vloer.

Het plafond wordt gevormd door klimaatverandering
zuiver water, de N en P cyclus, de verzuring van de oceaan, chemische vervuiling, aerosolen in de liucht (fijn stof e.d.) ozon uitputting, verlies aan biodiversiteit, verandering in het landgebruik. Die vormen het plafond.
Tot zo ver en niet verder.

 

In de hedendaagse economie stoppen we er bovenaan iets in, het komt er onderaan weer uit en valt in het beste geval in de vuilniszak met de juiste kleur. Het proces is grotendeels lineair. Van grondstof over product naar afval dat voor een klein deel hergebruikt wordt. 

Het circulaire model is een eerste stap. Er gaan zo min mogelijk materialen en grondstoffen verloren. Alleen zijn we druk doende deze kringlopen bedrijf per bedrijf, sector per sector te organiseren.

Je kapotte laptop moet terug naar het bedrijf dat die laptop monteerde; je lege, glazen waterfles naar het bedrijf dat het vulde met water. Als je er vanop een afstand naar kijkt, is het een beetje lachwekkend. De natuur is op dat vlak zo veel efficiënter. Een dode papegaai wordt niet afgebroken en weer opgebouwd tot een papegaai, die wordt voedsel voor zowat alles.

Maar het is meer als een ecosysteem waar alles met elkaar verbonden is, waar de afvalstoffen van het ene bedrijf de grondstoffen van het andere zijn, waar warmte niet langer via indrukwekkende schoorstenen in de lucht wordt uitgebraakt, maar doorheen een netwerk van reële buizen van fabriek naar woonwijk en weer terug circuleert en waarbij de ambitie niet is om ‘niet langer te vervuilen’, maar om het land waarop men zich bevindt, de lucht waarin men werkt te voeden en te laten floreren.

Nu zitten we in een syteem dat afhankelijk is van groei. Het moet gaan naar een systeem waarin groei wegdeemstert, ja zelfs wat overbodig en ouderwets aanvoelt. Of die groei nu groen, duurzaam, inclusief, slim, goed, evenwichtig of welk ander adjectief men er tegenwoordig op politiek niveau graag aan vastlijmt, is bijna irrelevant.

Het gaat over hoe we op deze planeet kunnen thuiskomen, hoe we de ‘eco’ in economie kunnen koesteren. Groei is eenvoudigweg onvoldoende als doel op zich. Groei is goed zo lang het nodig is. Ik wil mijn kinderen zien groeien, ik wil de planten in mijn tuin zien groeien, maar ik weet ook: als mijn kinderen nooit stoppen met groeien, dan passen ze binnenkort niet meer aan mijn tafel en zullen ze uiteindelijk door het dak van mijn huis breken.

Een systeem gebaseerd op de utopie van eeuwige groei is voorgeprogrammeerd om zichzelf te vernietigen. Groei is een wonderlijke, gezonde fase in het leven en de natuur, maar evengoed in de economie.

Het is een overgangsfase naar volwassenheid, naar wasdom. Waarom durven we als economen die vraag nauwelijks aanraken?

Als de economie eeuwig groeit, dan hoeven we het niet over herverdeling te hebben. Dan regelen die zaken zich vanzelf. Dan hoeven we het niet over een rechtvaardiger belastingsysteem te hebben waarin de totale afdruk en kost van economische activiteiten in rekening worden gebracht. Groei is het wiegeliedje waarmee we ons in slaap laten sussen. Alles komt goed, want het groeit.

Maar als jij aan mij vraagt: “Hoe voel je je?” en ik antwoord: “Ik heb een groei,” dan klinkt het alsof ik een vreemde en rare ziekte heb.’

Afstand nemen van groei is slechts een van de zeven paden van verandering die Raworth in Doughnut Economics beschrijft.

We moeten gaan van 
mechanisch -> dynamisch, 
atomistisch ->  holistisch, 
enkelvoudig ->  complex distributief
de egoïstische, rationele mens -> sociale en verbonden mens
anthropocentrisme -> planetair denken 
de fetisj van het bruto binnenlands product -> de donut.

We moeten naar een economie die de boven- en ondergrenzen respecteert. Een economie die niet alleen de mensheid dient, maar ook de wereld om zich heen voedt. Raworth noemt het bijna poëtisch een regeneratieve en genereuze economie.

We moeten opnieuw vanuit ons hart over de economie leren spreken, we moeten er terug met passie tegenaan kijken en niet enkel door de zoemlens van kwartaalcijfers en aandelenkoersen.

Ecologie is geen luxe die er pas bijkomt als al het andere is geregeld, maar het uitgangspunt van een sociaal, rechtvaardig leven. Tegenwoordig zijn we er in geslaagd de levende wereld te reduceren tot een blinde vlek. Het zijn zwarte gaten en blinde vlekken. 

Het Zweedse kledingbedrijf Houdini Sportswear dat een eigen tweedhandsdienst heeft en waarbij je in de winkels niet alleen de kleren van het eigen merk, maar om het even welk kledingstuk kan laten herstellen. In Durban, de grootste en snelst groeiende stad van het Zuidafrikaanse Kwazulu-Natal, gebruiken ze de donut om de toekomstvisie op hun stad scherp te stellen.

Nog steeds gaat het om een economie die geen raakpunten heeft met de planeet waarop ze zich afspeelt. Nog steeds blijven we onze eigen omgeving uit die economische modellen snijden. Op z’n minst moet de volgende generatie een kans krijgen om het verstandiger aan te pakken, om met een rijkere en diepere visie op de mens en zijn wereld aan de slag te gaan. 

Het is lastig. Ontwerpers die echt ver willen gaan om de principes, normen en waarden van de donut te vertalen, botsten telkens weer op de boekhoudkundige logica van de financier die toch vooral geïnteresseerd is in de onmiddellijke winst. Nochtans maken berekeningen duidelijk dat de donut economie op termijn een veel bredere en grotere winst oplevert.

We moeten de industrie heruitvinden om weer thuis te komen. Zodat we weer deel uitmaken van dit huis dat niet alleen van ons is. Dat is een uitspraak van Janine Benyus die Kate Reworth graag gebruikt.

kathe

De binnenste ring is het sociale minimum, dat wat iedereen nodig heeft om fatsoenlijk te kunnen leven. De buitenste is de ecologische begrenzing.

Als we in het gat van de donut terechtkomen, is er armoede en tekort. Als we buiten de donut komen, is er overschot en putten we de wereld uit.

In het eetbare stuk van de donut, daar moeten we zijn. En bij het gros van de 21 terreinen die Raworth definieerde, is dat nu niet het geval. Veel mensen leven in armoede en hebben geen schoon water. De wereld gaat ondertussen naar de klote.

Economische groei mag geen doel op zich meer zijn. Sterker nog, eeuwige groei is onmogelijk, aldus de Britse, want de natuur kent zoiets ook niet. Ter illustratie toont ze de groeicurve van een boom en een olifant. En inderdaad, die worden niet eeuwig groter.

De wereld is ingewikkeld. Laat dát het uitgangspunt van economische modellen zijn.

De financiering van grote bedrijven via de effectenbeurs? Weg ermee. Alles moet anders. En dat begint volgens de econome bij een nieuwe manier van denken.

Als je beursgenoteerd bent maakt dat een bedrijf schizofreen: aan de ene kant wil een bedrijf een positieve impact hebben op de planeet terwijl aan de andere kant de aandeelhouders nog steeds streven naar financieel gewin op de korte termijn. Bedrijven zouden dit kunnen omzeilen door lange termijn aandeelhouders meer stemrecht te geven of door zich helemaal terug te trekken van de beurs.”

“Een ander risico is fair share denken. Ik heb gesprekken gehad met multinationals die naar de donut wezen en zeiden: Wat is mijn aandeel in dat onderdeel? Wat is mijn recht om te vervuilen? Daar komt het op neer. Maar we zijn al lang het punt voorbij waarop we vervuilingsrecht kunnen uitdelen. Vooruitstrevend is een bedrijf dat zegt: "Ik wil het niet minder slecht doen; ik wil het goed doen." Bedrijven zoals Interface en Desso, die de manier waarop zij produceren compleet hebben getransformeerd.”

Maar is te berekenen of je binnen de donut blijft?

Dat blijkt nog een hele lastige opgave. De economie van slechts 40% van de landen in de wereld blijft binnen de grenzen van het ecosysteem, waarbij klimaatverandering de lastigste is om binnen te blijven. De sociale ondergrond laat een iets gemengder beeld zien: de meerderheid van de landen lukt het om aan fysieke sociale behoeften tegemoet te komen, zoals voeding, toegang tot elektriciteit en het terugdringen van armoede. Slechts weinig landen (ongeveer een kwart) lukt het om het minimum te bereiken op het gebied van meer kwalitatieve doelen zoals kwaliteit van leven of gelijkheid.

donut

Nederland is een mooi voorbeeld van wat er aan de hand is. Wij zijn een van de drie landen die volgens deze berekeningen zich op geen enkele wijze zorgen hoeven te maken over de sociale ondergrond: op alle indicatoren scoren we hoger dan het minimum. De grenzen van het ecosysteem worden echter op een na wel allemaal overschreden. Een typisch rijkelandenprobleem. Voor armere landen geldt namelijk precies het omgekeerde: wel binnen de ecologische grenzen, maar geen sociale kwaliteit. En dat schetst precies het probleem: sociale kwaliteit weten we blijkbaar alleen te gebruiken door veel te veel natuurlijke hulpbronnen te gebruiken.

De conclusie: Geen enkel land ter wereld blijft binnen de donut.

Het donut-onderwijs model van Rob de Vrind 2018

Geïnspireerd op het model van de donut economie van Kate Raworth en een model van Arjen Wals en Heleetje Swart spreekt Rob de Vrind van het Donut onderwijs model. Het donut onderwijsmodel zegt dat goed onderwijs, dat Leren voor duurzame ontwikkeling, prima is mits het aandacht besteedt aan klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit, water-bodem-luchtverontreiniging, fijn stof, aantasting van de ozonlaag, ontbossing, de N-P kringloop, de verzuring en leegvissing van de oceanen en chemische verontreiniging (ook door plastics). Dat is het ecologisch plafond.

Goed onderwijs zorgt er voor dat jongeren (en ouderen) een gedegen basis krijgen en leren over energie, materialen, voeding en voedsel, water, gezondheid, inkomen, banen, sociale geljkheid, gendergelijkheid, een stem hebben (democratie) en weerstand opbouwen; de sociale basis.   

Dat doe je door te kijken naar het curriculum, de didactiek, de bedrijfsvoering van de school, het verkrijgen van deskundige docenten en door samen met de omgeving (de overheid en het bedrijfsleven) het onderwijs voor duurzame ontwikkeling vorm te geven.

Hierin staat de leerling centraal. De leerling met zijn of haar sociale en culturele achtergrond, de leerling in de groep, de klas de maatschappij en de leerling met zijn of haar unieke eigenschappen en talenten.   

Rob2

Zoals Kate Raworth zegt dat je op economisch gebied mag snoepen van de donut mits je rekening houdt met het ecologisch plafond en de sociale basis, zo mag je op onderwijsgebied snoepen aan de donut mits je hetzelfde doet. Goed onderwijs heeft oog voor de sociale basis en het ecologisch plafond. Dat zou de invulling moeten zijn van SDG 4 "Good Education" (naast het feit dat op de wereld iedereen recht heeft op onderwijs en we er voor moeten zorgen dat iedereen dan ook naar school kan).   

Rob7

 Een artikel over dit onderwerp in profiel is hier te zien.