Open menu

 

SDG 9 | Duurzame industrie, innovatie en infrastructuur |

SDG9

Op school

De school is een plaats waar de infrastructuur aangepast is aan een goede leer- en leefomgeving. Dit doet de school door een duurzaam infrastructuurbeheer op te zetten. De leerlingen verdiepen zich in en maken kennis met nieuwe technologieën, innovatie in industrie en zorg dragen voor de schoolinfrastructuur. Daarbij onderneemt de school acties voor innovatie, de zorg, het onderhoud en delen van de infrastructuur. ©SDGsatschool.be

Wat wordt bedoeld?

Bouw veerkrachtige infrastructuur, bevorder inclusieve en duurzame industrialisering en stimuleer innovatie.
De infrastructuur is belangrijk voor goede banen, gezondheidszorg en onderwijs, deze moet voor iedereen toegankelijk en betaalbaar zijn.
Daarnaast hebben we technologische vooruitgang en innovatie nodig om voldoende werk te verschaffen en de doelen op het gebied van klimaat en duurzame energie te bereiken.

Industrie, innovatie, infrastructuur

Bouw veerkrachtige infrastructuur, bevorder duurzame industrialisatie en stimuleer innovatie

Investeringen in infrastructuur - transport, irrigatie, energie en informatie- en communicatietechnologie - zijn cruciaal voor het bereiken van duurzame ontwikkeling en het versterken van gemeenschappen in veel landen. Al geruime tijd wordt erkend dat de groei van de productiviteit en de inkomens en de verbetering van de gezondheids- en onderwijsresultaten investeringen in infrastructuur vereisen.

Inclusieve en duurzame industriële ontwikkeling is de primaire bron van inkomstengeneratie, zorgt voor snelle en aanhoudende stijgingen van de levensstandaard voor alle mensen en biedt de technologische oplossingen voor milieuvriendelijke industrialisatie.

Technologische vooruitgang is de basis van inspanningen om milieudoelstellingen te bereiken, zoals meer middelen en energie-efficiëntie. Zonder technologie en innovatie zal industrialisatie niet plaatsvinden en zonder industrialisatie zal ontwikkeling niet plaatsvinden.

• Basisinfrastructuur zoals wegen, informatie- en communicatietechnologieën, sanitaire voorzieningen, elektriciteit en water blijven schaars in veel ontwikkelingslanden
• Ongeveer 2,6 miljard mensen in de ontwikkelingslanden worden geconfronteerd met problemen bij de volledige toegang tot elektriciteit
• 2,5 miljard mensen wereldwijd hebben geen toegang tot elementaire sanitaire voorzieningen en bijna 800 miljoen mensen hebben geen toegang tot water, vele honderden miljoenen van hen in Sub-Sahara Afrika en Zuid-Azië
• 1-1,5 miljard mensen hebben geen toegang tot betrouwbare telefoondiensten
• Kwaliteitsinfrastructuur is positief gerelateerd aan het bereiken van sociale, economische en politieke doelen
• Ontoereikende infrastructuur leidt tot een gebrek aan toegang tot markten, banen, informatie en opleiding, wat een grote belemmering vormt voor het zakendoen
• Onontwikkelde infrastructuur beperkt de toegang tot gezondheidszorg en onderwijs
• Voor veel Afrikaanse landen, met name de landen met lage inkomens, hebben de bestaande beperkingen met betrekking tot infrastructuur een negatieve invloed op de bedrijfsproductiviteit met ongeveer 40 procent
• Productie is een belangrijke werkgever, goed voor ongeveer 470 miljoen banen wereldwijd in 2009 - of ongeveer 16 procent van het personeelsbestand van de wereld van 2,9 miljard. In 2013 waren er naar schatting meer dan een half miljard banen in de industrie
• Het multiplicatie-effect van industrialisatie heeft een positief effect op de samenleving. Elke baan in de industrie creëert 2,2 banen in andere sectoren
• Kleine en middelgrote ondernemingen die zich bezighouden met industriële verwerking en productie zijn het meest kritisch voor de vroege stadia van de industrialisatie en zijn meestal de grootste jobmakers. Ze vormen meer dan 90 procent van alle bedrijven wereldwijd en vertegenwoordigen tussen de 50 en 60 procent van de werkgelegenheid
• In landen waar gegevens beschikbaar zijn, is het aantal werkzame personen in de sector hernieuwbare energie momenteel ongeveer 2,3 miljoen. Gezien de huidige lacunes in de informatie, is dit zonder twijfel een zeer conservatieve figuur. Vanwege de sterke stijgende belangstelling voor energiealternatieven is de mogelijke totale werkgelegenheid voor hernieuwbare energiebronnen tegen 2030 20 miljoen banen
• De minst ontwikkelde landen hebben een enorm potentieel voor industrialisatie in voedsel en dranken (agro-industrie), en textiel en kleding, met goede vooruitzichten op duurzame werkgelegenheid en hogere productiviteit
• Midden-inkomenslanden kunnen profiteren van het betreden van de basis- en gefabriceerde metalenindustrie, die een reeks producten aanbieden die te maken hebben met de snelgroeiende internationale vraag
• In ontwikkelingslanden wordt nauwelijks 30 procent van de landbouwproductie industrieel verwerkt. In landen met een hoog inkomen wordt 98 procent verwerkt. Dit suggereert dat er grote kansen zijn voor ontwikkelingslanden in de agribusiness

Onderwerpen

Toegang tot wegen
Aantal passagiersvluchten
Fabricage waarde
Fabricage banen
Kleinbedrijf aandeel
Kredieten voor kleine bedrijven
Intensiteit CO2  emissie
Research en development uitgaven
Research en development onderzoekers
Uitgaven voor de infrastructuur
High tech industrie aandeel
Dekking mobiele netwerken

Cognitieve leerdoelen

1. Begrijp de concepten van duurzame infrastructuur en industrialisatie en de behoeften van de samenleving aan een systematische benadering van hun ontwikkeling.
2. Begrijp de lokale, nationale en wereldwijde uitdagingen en conflicten bij het bereiken van duurzaamheid in infrastructuur en industrialisatie.
3. Kan het begrip veerkracht in de context van infrastructuur en ruimtelijke planning definiëren, kernconcepten zoals modulariteit en diversiteit begrijpen en toepassen op hun lokale gemeenschap en landelijk.
4. Ken de valkuilen van niet-duurzame industrialisatie en kent daarentegen voorbeelden van veerkrachtige, inclusieve, duurzame industriële ontwikkeling en de nood aan noodplanning.
5. Ben je bewust van nieuwe kansen en markten voor duurzaamheidsinnovatie, veerkrachtige infrastructuur en industriële ontwikkeling.

Socio-emotionele leerdoelen

1. Kan pleiten voor duurzame, veerkrachtige en inclusieve infrastructuur in hun omgeving.
2. Kan zijn gemeenschap aanmoedigen om zijn infrastructuur en industriële ontwikkeling te verschuiven naar meer veerkrachtige en duurzame vormen.
3. Is in staat om medewerkers te vinden om duurzame en contextuele industrieën te ontwikkelen die reageren op onze veranderende uitdagingen en ook om nieuwe markten te bereiken.
4. Is in staat om zijn eigen persoonlijke eisen aan de lokale infrastructuur te erkennen en te reflecteren, zoals hun koolstof- en watervoetafdrukken en voedselkilometers.
5. Begrijpt dat met veranderende beschikbaarheid van middelen (bijv. Piekolie, piek alles) en andere externe schokken en stress (bijv. Natuurlijke gevaren, conflicten) hun eigen perspectief en eisen aan infrastructuur mogelijk radicaal moeten veranderen wat betreft de beschikbaarheid van hernieuwbare bronnen energie voor ICT, transportopties, saneringsopties, enz.

Gedragsdoelstellingen

1. Is in staat om kansen in zijn eigen cultuur en land te identificeren voor groenere en veerkrachtiger benaderingen van infrastructuur, waarbij hij inzicht krijgt in de algehele voordelen voor samenlevingen, vooral met betrekking tot risicobeperking bij rampen.
2. Kan verschillende vormen van industrialisatie evalueren en hun veerkracht vergelijken.
3. Is in staat om te innoveren en duurzame ondernemingen te ontwikkelen om te reageren op de industriële behoeften van hun land.
4. Heeft toegang tot financiële diensten zoals leningen of microfinanciering om zijn eigen ondernemingen te ondersteunen.
5. Kan samenwerken met besluitvormers om de acceptatie van duurzame infrastructuur (inclusief internettoegang) te verbeteren.
 

Voorgestelde onderwerpen

De duurzaamheid van informatie- en communicatietechnologie (ICT) waaronder toeleveringsketens, afvalverwerking en recycling
De relatie tussen kwaliteitsinfrastructuur en het bereiken van sociale, economische en politieke doelen
De behoefte aan basisinfrastructuur zoals wegen, informatie- en communicatietechnologieën, sanitaire voorzieningen, elektriciteit en water
Inclusieve en duurzame innovatie en industrialisatie
Duurzame en veerkrachtige infrastructuurontwikkeling
Duurzame elektriciteit: nationale netten, feed-in-tarieven, uitbreiding van duurzame hernieuwbare bronnen, conflicten
De duurzame banenmarkt, kansen en investeringen
De duurzaamheid van het internet - van groene chatgroepen tot de ecologische voetafdruk van zoekmachines
De duurzaamheid van de vervoersinfrastructuur
Alternatieve valuta als investering in lokale infrastructuur

Wat kan je mogelijk doen?

Rollenspel een dag zonder toegang tot elektriciteit
Ontwikkel een bedrijfscontinuïteitsplan voor een lokale onderneming na de impact van een natuurlijk gevaar
Ontwikkel een actieplan voor energie-afdeling voor uw gemeenschap
Ontwikkel een visie voor een wereld met fossiel-brandstofvrije transportsystemen
Ontwikkel een project om een ​​vorm van fysieke of sociale infrastructuur te verkennen die ten grondslag ligt aan uw gemeenschap
Betrek studenten en jongeren bij het ontwikkelen van ruimtes voor gemeenschapsborrels
Ontwikkel een op onderzoek gebaseerd project: "Is alle innovatie goed?"

 
Subdoelen 

9.1 Ontwikkelen van kwalitatieve, betrouwbare, duurzame en veerkrachtige infrastructuur, met inbegrip van regionale en grensoverschrijdende infrastructuur, ter ondersteuning van de economische ontwikkeling en het menselijk welzijn, met klemtoon op een betaalbare en billijke toegang voor iedereen.

9.2 Bevorderen van inclusieve en duurzame industrialisering en, tegen 2030, het aandeel in de werkgelegenheid en het bruto binnenlands product van de industrie aanzienlijk doen toenemen, in overeenstemming met de nationale omstandigheden, en dat aandeel verdubbelen in de minst ontwikkelde landen.

9.3 De toegang vergroten van kleinschalige industriële en andere ondernemingen, in het bijzonder in de ontwikkelingslanden, tot financiële diensten, inclusief betaalbare kredietverlening, alsook hun integratie in waardeketens en markten.

9.4 Tegen 2030 de infrastructuur moderniseren en industrieën aanpassen om hen duurzaam te maken, waarbij de focus ligt op een grotere doeltreffendheid bij het gebruik van hulpbronnen en van schonere en milieuvriendelijke technologieën en industriële processen, waarbij alle landen de nodige actie ondernemen volgens hun eigen respectieve mogelijkheden.

9.5 Verbeteren van het wetenschappelijk onderzoek, moderniseren van de technologische capaciteiten van industriesectoren in alle landen, in het bijzonder in ontwikkelingslanden, waarbij ook tegen 2030 innovatie wordt aangemoedigd en op aanzienlijke wijze het aantal onderzoeks- en ontwikkelingswerkers per miljoen inwoners wordt verhoogd en waarbij ook meer wordt uitgegeven aan publiek en privaat onderzoek en ontwikkeling.

9.a De duurzame en veerkrachtige ontwikkeling van infrastructuur mogelijk maken in ontwikkelingslanden aan de hand van extra financiële, technologische en technische steun aan Afrikaanse landen, de minst ontwikkelde landen, de door land ingesloten ontwikkelingslanden en de kleine eilandstaten.

9.b Ondersteunen van de binnenlandse technologische ontwikkeling, onderzoek en innovatie in ontwikkelingslanden, ook door een gunstig beleidsklimaat te garanderen voor, onder andere, industriële diversificatie en waardetoevoeging aan handelsproducten.

9.c In aanzienlijke mate de toegang verhogen tot informatie- en communicatietechnologie en streven naar het verschaffen van universele en betaalbare toegang tot internet in de minst ontwikkelde landen tegen 2020.

In Nederland en in 2019  De cijfers van 2021 staan hier

DG 9 betreft bedrijven, innovatie en infrastructuur. Dit dashboard gaat over de infrastructuur, maar is breder in opzet dan SDG 9.1, omdat er ook de persoonsmobiliteit in is opgenomen. Mobiliteit en infrastructuur stellen mensen in staat om te werken, contacten te onderhouden en vrije tijd in te vullen. Een groot deel van de persoonsmobiliteit betreft woon-werkverkeer met verschillende vervoerswijzen. Mobiliteit heeft ook nadelige effecten voor samenleving en milieu, onder andere tijdverlies als gevolg van files, onveiligheid in het verkeer en de druk op het milieu.

Middelen en mogelijkheden gaan over de beschikbare middelen voor onderhoud en ontwikkeling van het netwerk van infrastructuur en de mogelijkheden die biedt voor betaalbaar, veilig en efficiënt transport van personen en goederen. De totale lengte van zowel de openbare wegen als het spoor is trendmatig gestegen. In 2018 bedroegen investeringen in de infrastructuur 2,4 procent van het bbp.

Gebruik beschrijft het volume van vervoersbewegingen met verschillende vervoersmiddelen. Er is geen trendmatige toename van de verhouding tussen het volume van personenvervoer en het bbp en die tussen het vrachtvervoer en het bbp. Dit betekent dat er een directe relatie is tussen de omvang van de economie en het aantal vervoersbewegingen. Idealiter zou het aantal vervoers­bewegingen achterblijven bij de groei van het bbp. Nederland staat bij het personenvervoer ten opzichte van het bbp al jaren zeer laag op de EU-ranglijst. Bij het vrachtvervoer staat Nederland juist relatief hoog. Het gemotoriseerde personenvervoer is het grootst per auto (86 procent), gevolgd door de trein (11 procent). Hierin is niet veel veranderd ten opzichte van 2011. De afgelegde kilometers per fiets komen uit een andere databron en kunnen daardoor niet rechtstreeks vergeleken worden. Het aandeel elektrische auto’s in het totale autobezit in Nederland is gestegen van 0,7 procent in 2011 tot 3,2 procent in 2018.

Uitkomsten betreffen de effecten van mobiliteit, zoals files en vertragingen, ongelukken, vervuiling en geluidshinder. Het overheidsstreven is nul verkeersdoden in 2050 (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, SPV 2018).noot6 In 2017 vielen er 35,8 dodelijke verkeersslachtoffers per miljoen inwoners. Dit is vergeleken met andere EU-landen een laag aantal. In Nederland ervaart, na een trendmatige toename, ruim een kwart van de huishoudens geluidshinder van verkeer of van buren. Hiermee behaalt Nederland bijna de laagste score in de EU. Het tijdverlies door files en vertraging is ook trendmatig toegenomen. De CO2‑uitstoot van het binnenlands verkeer en vervoer per inwoner was in 2017 ten opzichte van 2011 stabiel. Wel moet opgemerkt worden dat er in 2014 duidelijk minder uitstoot was en dat sindsdien de uitstoot is toegenomen. Nederlandse luchtvaartmaatschappijen dragen in toenemende mate bij aan CO2‑uitstoot.noot7 De uitstoot van de Nederlandse luchtvaart is al jaren relatief hoog. In 2017 bezet ze hiermee een 26e plek binnen de EU.

Beleving betreft geluidshinder en de tevredenheid met de woon-werkreistijd. Het percentage huishoudens dat geluidshinder van verkeer en/of buren ervaart stijgt. Nederland scoort op dit vlak slecht ten opzichte van andere EU-landen. Het percentage mensen dat tevreden is over de woon-werkreistijd is afgenomen naar 81,5 in 2018.

9 1 2019

SDG 9 Industrie, innovatie en infrastructuur: duurzame bedrijvigheid

SDG’s 9.2, 9.3 en 9.4 betreffen de versterking en verduurzaming van de industrie en de toegang van kleine bedrijven tot hoogwaardige markten en externe financiering. Veel van deze onderwerpen vallen onder de noemer maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo). Mvo loopt door veel SDG’s heennoot8: toegang tot krediet voor kleinere bedrijven, aandacht voor werknemers, verduurzaming van productieprocessen, en inclusieve en duurzame waardeketens van inkoop tot afnemers, al dan niet over de landsgrenzen heen. In Nederland zijn vooral de relaties tussen bedrijven en werknemers, de rol van het midden- en kleinbedrijf (mkb) en de grote bedrijven en duurzame productie­processen en producten van belang.

Middelen en mogelijkheden betreffen de mogelijkheden voor bedrijven om hun productie­processen, energieverbruik en waardeketens duurzaam te maken. Van de mkb-bedrijven ervaart 6,5 procent de toegang tot financiering als grootste beperking voor hun bedrijfsvoering. Dit percentage is fors gedaald: in 2013 was het nog bijna 20. Hiermee neemt Nederland momenteel een middenpositie op de EU-ranglijst in. De toegevoegde waarde van de milieusector (bedrijven actief op het gebied van milieubescherming en het beheer van natuurlijke hulpbronnen, waaronder energiebesparing) stijgt trendmatig en kwam in 2016 uit op 2,2 procent van het bbp. De werkgelegenheid in deze sector is relatief weinig toegenomen. Van de honderd bedrijven met de grootste omzet publiceerden 82 in 2017 een mvo-jaarverslag. Internationaal gezien scoort Nederland hiermee relatief hoog. Het percentage is sinds 2011 niet of nauwelijks veranderd.

Gebruik gaat over de inspanning van bedrijven om hun productieprocessen, energieverbruik en waardeketens duurzaam te maken. De energie-intensiteit van de economie is een maat voor de efficiëntie van energiegebruik. Deze waarde daalt trendmatig. Internationaal gezien staat Nederland momenteel in de middelste regionen van de EU-ranglijst. Het binnenlands materialenverbruik per inwoner daalt in de laatste jaren. Nederland staat met zijn relatief lage materialenverbruik al jaren hoog op de EU-ranglijst.

Uitkomsten hebben betrekking op de feitelijke duurzaamheid van productieprocessen en waardeketens. Het Nederlandse mkb heeft een aandeel van ruim 62 procent in de toegevoegde waarde van de gehele niet-financiële sector. Hiermee staat Nederland in de Europese middenmoot. De broeikasgasintensiteit (een maat voor de ‘doelmatigheid’ van broeikasgasuitstoot: hoeveelheid CO2 uitgestoten per euro bbp) daalt trendmatig.

Beleving heeft betrekking op de tevredenheid met de arbeidsomstandigheden en het vertrouwen in banken respectievelijk grote bedrijven. Volgens cijfers van het CBS en TNO was bijna 73 procent van de werknemers in 2018 tevreden over zijn of haar arbeidsomstandigheden. In 2015 stond Nederland qua werknemerstevredenheid tweede binnen de EU.

9 2 2019

SDG 9 Industrie, innovatie en infrastructuur: kennis en innovatie

Kennis is essentieel voor het verhogen van economische prestaties en het vinden van oplossingen voor grote maatschappelijke problemen. Kennis kan worden omgezet in nieuwe technologieën en processen waarmee productieprocessen en producten kunnen worden verbeterd en verduurzaamd. Daarnaast heeft kennis sociaal-culturele en intrinsieke waarde. Van belang in dit verband is het investeren in kennis (door publieke en private partijen), het uitbreiden van ICT en andere technologie en het verbeteren van de (kennis)kapitaalgoederenvoorraad (SDG 9.5). Toegang tot het internet is van groeiend belang voor de toegang tot kennis (SDG 9.c).

Middelen en mogelijkheden betreffen het geld, de menskracht en de infrastructuur voor het ontwikkelen, delen en toepassen van kennis en innovatie. De totale uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) zijn sinds 2011 licht gestegen. De stijging zit vooral bij de private uitgaven. De publieke uitgaven stagneren tussen de 0,8 en 0,9 procent van het bbp. De brutoinvesteringen in materiële vaste activa als percentage van het bbp (dat zijn vooral investeringen in machines en werktuigen) zijn na de economische crisis lange tijd gedaald. Deze investeringen groeien weer maar zijn nog altijd relatief lager dan in veel andere EU-landen. De investeringen in ICT zijn daarentegen trendmatig gegroeid. Het percentage was in 2017 hoger dan in andere EU-landen. Ook hebben in Nederland relatief meer huishoudens breedbandinternetverbinding en toegang tot het internet dan in de rest van de EU.

Gebruik betreft de kennis die wordt geproduceerd, de innovaties die worden geïntroduceerd en de kennisnetwerken die worden gevormd. De groei van het aantal wetenschappelijke publicaties per miljoen inwoners stagneert. Voor het eerst in jaren is de trend niet langer stijgend maar neutraal. De ontwikkeling van het aantal octrooiaanvragen per miljoen inwoners stijgt daarentegen trendmatig. Bij beide indicatoren staat Nederland in de top vijf van de EU. Een relatief groot deel van de Nederlandse bedrijven is technologisch innoverend. Ook hier staat Nederland in de top van de EU-ranglijst.

Uitkomsten betreffen de mate waarin nieuwe technologieën en kennis worden ingebed in de kapitaalgoederenvoorraad die de huidige en toekomstige generaties nodig hebben. De fysieke kapitaalgoederenvoorraad (de hoeveelheid machines, werktuigen en andere productiemiddelen) per gewerkt uur is sinds 2013 gedaald, al is de trendmatige ontwikkeling nog stabiel. Deze ontwikkeling deed zich in een groot deel van de EU voor, waardoor Nederland steevast tot de top vijf van de EU-ranglijst behoort. De kenniskapitaalgoederenvoorraad blijft daarentegen trendmatig stijgen. Hier staat Nederland hoog in de EU-ranglijst (tweede van de dertien in 2017).

Beleving heeft betrekking op het vertrouwen van mensen in wetenschap en innovatie. Het vertrouwen in de wetenschap is relatief hoog.

 11 1

11 2

 Innovaties lukken als je werkt
- in clusters
- met talent en
- met collaborateurs

Zo is de brainport campus een open innovatie ecosysteem  
Je moet vertrouwen winnen -> kennis delen en uitwisselen -> communities of learning opzetten -> sociaal kapitaal opbouwen en vrienden creeeren die voor elkaar gaan. 
Bij innovatie is maar 23 % technische innovatie maar 77 % sociale innovatie.

Deel ondersteunende diensten
Vergroot je netwerk
Sneller, beter, en meer efficient
In een inspirerende omgeving
Nieuwe ondernemingen
Toegang tot kennis via innovatieprogramma's
Toegang tot toptalent

Dit onder de trends van
- verstedelijking
- klimaatverandering
- werk participatie
- digitalisering
- mobiliteit en
- de uitputting van grondstoffen