Open menu

4.1. Drie morele gebieden

We kunnen drie "gebieden" van milieu-ethiek onderscheiden die samen bouwen aan een oplopende reeks. Elk volgende gebied omvat het voormalige of breidt deze uit met een extra "morele dimensie".

1. De resource ethiek

Resource ethiek is milieu-ethiek maar dan in een meer beperkte zin. Resource ethiek (de ethiek van de hulpbronnen) plaatst de mens in het centrum en neemt in overweging dat hulpbronnen schaars zijn, uit kunnen putten of lucht, water en bodem kunnen vervuilen. Speciale ethische overwegingen spitsen zich toe op hernieuwbare biotische bronnen zoals bossen of vispopulaties. Ook behoort de vraag m.b.t. het opwarmen van de aarde tot de resource ethiek. Tenslotte kan men ook de landbouw-ethiek hiertoe rekenen die zich in het bijzonder bezighoudt met vraagstukken over bodem- en landschapsveranderingen. De landbouw en haar landgebruik kan namelijk ernstige milieuschade toebrengen.

Resource ethiek stelt zich de vraag hoe we ruwe grondstoffen en milieu-items als water en bodem ons door de natuur geleverd kunnen worden zonder dat onomkeerbare schade (uitputting of milieuvervuiling) wordt toegebracht. Dergelijke ethiek kan alleen gerechtvaardigd worden via antropocentrische redenen ofwel via het belang voor de mensheid.

2. Dierenethiek

Dierenethiek houdt zich bezig met het welbevinden van individuele wezens die gevoelig zijn voor pijn. De term dierenethiek is een beetje misleidend aangezien het niet alle dieren betreft maar alleen die dieren die een zenuwstelsel hebben. Men denkt dat het hebben van een zenuwstelsel impliceert dat je pijn kan lijden. Dierenethiek bekijkt de relatie tussen mensen en alle organismen van wie we denken dat ze lijden net zoals wij dat doen. We kunnen medelijden voelen met een gevoelig organisme omdat we het lijden van een dier vergelijken met hoe wij zouden lijden. Zulke organismen hebben ook een drang naar zelfbehoud en een vredig bestaan en streven naar het voorkomen van lijden en ongemak.

Organismen die een belang in hun zelf hebben zijn , zijn te zien als waardevol in morele zin omdat men moet bekennen dat ze een autonomie hebben in hun gedrag. Dit is niet alleen een feit voor de grote (mens)apen die onze meest naasten zijn in het dierenrijk maar ook voor alle niet primaten men dien verstande dat zij gevoelig moeten zijn voor pijn en zichtbaar een zelfbewuste perceptie van hun omgeving hebben.

Dus dierenethiek vraagt aan de ene kant of dieren – tenminste die gevoelig zijn voor pijn, een waarde genereren en een doel in zichzelf. En - als dat zo is- vragen wat dat betekent in ethisch perspectief m.b.t. onze relatie en gedrag naar hun toe. Een consequente dierenethicus gaat voorbij aan de antropocentrische benadering door te gaan denken op een “pathocentrische manier.

3. Natuurethiek

De ethiek van de natuur richt zich op de morele aspecten van lagere levensvormen als planten, schimmels, bacteriën etc. maar ook op andere supra-individuele biotische organismen als soorten, levensgemeenschappen, ecosystemen of landschappen. Het bediscussieert zaken als natuurbescherming en het voorkomen van vernietiging van de natuur door de mensheid. Vanuit deze optiek draagt het bij aan een milieugerelateerde bescherming van de civilisatie. In een beperktere zin houdt natuurethiek zich bezig met het vaststellen van de morele status van de natuur of grotere natuurlijke systemen (ecosystemen). We zullen later zien dat de kern van natuurethiek ons confronteert met de meest moeilijke problemen. De belangrijkste bezorgdheid is niet een individuele ethiek kijkend naar losse organismen en de bescherming ervan maar kijkend naar grote gehelen , soortenbescherming of zelfs de bescherming van evolutionaire potenties of processen. In deze zin is natuurethiek biocentrisch (alle levende organismen) of ecocentrisch (ecosystemen) of zelfs holistisch (alle natuurlijke zaken). Overwegingen op natuurethisch gebied raken aan natuurlijke filosofische vragen als b.v. heeft de natuur als een geheel een morele status ? Is het recht op bescherming van biotopen belangrijker dan dat van afzonderlijke organismen en soorten, met als gevolg dat we losse organismen of zelfs hele populaties moeten opofferen voor het belang van het behoud van grotere ecosystemen ? Natuur ethiek stelt de vraag of iedere vorm van leven of van complexe natuurlijke systemen – en misschien zelfs de natuur als geheel – een morele waarde opwekt en daarom het absoluut waard maakt om te beschermen. Dergelijke ethiek gaat – zelfs meer dan de dierenethiek – verder dan de scope van milieuethiek die alleen uitgaat van de belangen van mensen. In tegenstelling tot antropocentrisch is natuurethiek fysiocentrisch georiënteerd.

Een voorspelling van een 19e eeuwse Cree Indiaan

(populair gemaakt door Greenpeace):

Alleen als de laatste boom dood is

En de laatste rivier vergiftigd

En de laatste vis gevangen is

Zullen we ons realiseren dat we geld niet kunnen eten.

 

 

Laten we even in het kort kijken naar de historische ontwikkeling van deze drie gebieden van de milieuethiek:

Historisch gezien is de resource ethiek de oudste vorm van milieu-ethiek. Al in de vroege moderne tijd vroeg men zich af hoe de bestaande natuurlijke bronnen als hout in de bossen of de kwaliteit van het water op een duurzame manier gebruikt kunnen worden. Dit was gebaseerd op de waarneming dat hele gebieden werden verlaten als gevolg van roofbouw ten behoeve van huizen- of scheepsbouw (al bij de oude Grieken die grote vloten onderhielden). Ook ervaringen met watervervuiling b.v. door het kleuren van huiden of textiel droegen hiertoe bij. Het resource ethische debat kreeg haar eerste hoogtepunt in de zeventiger jaren toen de Club van Rome waarschuwde voor overexploitatie van fossiele brandstoffen en talrijke natuurlijke rijkdommen.

Ook de dierenethiek heeft oude filosofische roots. Immanuel Kant stelde het brute contact met gevoelige dieren aan de kaak (in contrast met René Descartes die nog steeds mechanisch dacht en dieren beschouwde als domme machines). Daarbij geloofde Kant dat intensief contact met dieren kon bijdragen aan het verbeteren van het moraal bij mensen. Zelfs de utilist Jerimy Bentham formuleerde een allereerste verplichting van mensen ten opzichte van gevoelige dieren.

Natuurethiek, in zoverre het zich openbaart als beschermingsethiek, gaat terug tot de tijd van de Romanitci (einde van de 18e eeuw tot het midden van de 19e eeuw) waar de schoonheid van landschappen voor het eerst bijzonder gewaardeerd werd. Het toevoegen van een esthetisch gevoel aan de natuur heeft substantieel bijgedragen aan de milieu-ethiek. Dat is zelfs tot op heden het geval. In de traditie van de romantische filosofie werd de natuurbeschermingsbeweging opgericht in Europa en Noord-Amerika in de 19e eeuw. Hier werd voor het eerst de kritiek op beschaving en technologie verboden met de nationale geboortegrond en het gevoel van een diepe band met de natuur. Ook de toespraak van opperhoofd Seattle (zie bijlage) heeft de wereld inzicht gegeven in hoe je natuurethiek zou kunnen zien.

Wij zijn een deel van de aarde

en de aarde is een deel van ons.

De geurende bloemen zijn onze zusters;

het hert, het paard en de machtige adelaar zijn onze broeders.

De rotsige hoogten, de grazige weiden,

de lichaamswarmte van pony en mens -

alles is aan elkaar verwant.

Wat er met de Aarde gebeurt,

gebeurt met de kinderen van de Aarde!

U moet uw kinderen leren dat de grond onder hun voeten

de as van onze grootvaders is.

Leer de eerbied voor de Aarde,

vertel uw kinderen dat de Aarde vervuld is

van de levens van onze voorouders:

dat de Aarde onze Moeder is.

Wat er gebeurt met de Aarde,

gebeurt met de kinderen van de Aarde.

Als de man op de grond spuwt,

spuwt hij op zichzelf.

Dit weten wij: de Aarde behoort niet aan de mens.

De mens behoort aan de Aarde.

Dit weten wij: Alles hangt samen als het bloed

dat een familie verbindt.

Alles hangt met alles samen.

Wat er met de Aarde gebeurt,

gebeurt met de kinderen van de Aarde.

De mens heeft het web van het leven niet geweven.

Het is slechts één draad ervan.

Wat hij met het web doet doet hij met zichzelf.

Nee, dag en nacht kunnen niet samengaan.

Onze doden leven voort in de stille wateren van de Aarde.

Zij keren terug als de naderende voetstappen

van de komende lente.

Het is hun geest die als een rimpeling van de wind

over het water van de meren loopt.

Uit de redevoering van Seattle,

het stamhoofd van de Dwamish-Indianen,

tot de Amerikaanse regering, december 1854

 

Pas in de jaren zeventig verscheen de milieu-ethiek als een autonoom academisch gebied toen de bedreiging van ons natuurlijk erfgoed door menselijke vervuiling en ecologische vernietiging duidelijk werd. Pas toen hadden de wetenschappelijke exploratie van natuurlijke systemen en de interacties tussen ecologie en economie zich zover ontwikkeld dat milieu-ethiek er bij betrokken ging worden. Bovenal kregen de resource ethiek en de landschapsethiek een enorme toename in aandacht als ecologische ethiek.

Deze ontwikkeling werd vergezeld door een grote verandering in het bewustzijn van mensen m.b.t. het milieu. Voor het eerst was de “groene beweging” in staat haar protest tegen de vernietiging van het natuurlijke milieu om te zetten in groene partijen. Velen van ze zijn gekozen in hun nationale parlement en kunnen zo op een politieke manier werken. In 2009 kreeg in Nederland zelfs een partij die opkomt voor de dieren zoveel stemmen dat ze in het parlement terecht kwam.

In de tijd van de groene beweging werd duidelijk dat de reflectie op mensen, de maatschappij en de natuur een integraal onderdeel zouden moeten zijn van alle ethiek. Ook dierenbeschermers konden hun bezorgdheid effectiever ventileren. Dit betrof de behandeling van dieren in de veehouderij en in onderzoek (proefdieren) maar ook kreeg het continue uitsterven van dieren (vogels, walvissen, grote apen etc.) meer aandacht. De vraag naar een ethisch toegespitste behandeling van dieren en voor de bescherming van bedreigde diersoorten werd steeds meer geaccepteerd. Ook die voor bijzondere ecosystemen (als de tropische regenwouden) die bijdragen aan het klimaat op aarde maar ook als habitat, werd erkend en werd onmiskenbaar.

Het is duidelijk dat het conflict tussen de antropocentrische en fysiocentrische benadering zou gaan plaatsvinden. Hoe kan men het belang van mensen en dieren op een ethische wijze afwegen. In welke gevallen moet het belang van de mens een pas op de plaats maken ten behoeve van andere levende medebewoners van de aarde. Milieu-ethici moeten hun vragen niet alleen afwegen tegen sociale en economische waarden maar moeten ook nog rekening houden met interne conflicten m.b.t. de juiste milieu-ethiek zelf.

Vragen

  • 1. Over welke natuurlijke bronnen praten we bij resource ethiek“?
  • 2. Refereert “dieren ethiek” aan alle dieren?
  • 3. Bespreek: Hoe kan een levend wezen een belang in zichzelf hebben“?
  • 4. Moeten we bij de natuurethiek ook in ogenschouw nemen anorganische zaken als kometen en mineralen?
  • 5. Op welke manier kan het klimaat een ethische waarde in zich hebben op een manier dat het behouden moet blijven?
  • 6. Bespreek: Je kunt hele ecosystemen trachten te behouden of een enkel levend organisme. Welk conflict ontstaat dan?
  • 7. Bespreek: In welk opzicht is de men een onderdeel van de natuur en in welk opzicht niet?