Open menu

Bodemisolatie


Veel kruipruimtes van bestaande woningen zijn niet of slecht geïsoleerd. Als je de onderkant van de begane grondvloer isoleert, geeft dat comfortwinst en energiebesparing. Het na-isoleren is in technisch zin niet erg ingewikkeld, maar het vereist wel de nodige bouwfysische kennis en inzicht om het gewenste effect te krijgen. Ook speelt veiligheid een belangrijke rol bij deze specialisatie omdat je in een besloten ruimte werkt. Verder kom je vaak bij de mensen thuis. Het is belangrijk dat je de mensen goed te woord kunt staan en uit kunt leggen wat je precies gaat doen.
 
Er zijn verschillende mogelijkheden om een bestaande kruipruimte te isoleren. Je kunt hiervoor schelpen gebruiken (als hier onder te zien is) of korrels.

b01

Waarom isoleren?

In de loop der jaren is de isolatiedikte van gebouwen steeds groter geworden. Je ziet aan de verschillende Rc-waarden dat een dikkere laag isolatiemateriaal meer effect heeft op de duurzaamheid van een gebouw dan een dunnere laag. Isolatie kun je aan de binnen- of buitenkant van de gevel aanbrengen of in de kruipruimte onder de vloer. 

Het isoleren van vloeren vanuit de kruipruimte heeft als voordeel: 
geen hak- en breekwerk in de woning;
luchtlekken worden gedicht;
bescherming van het bestaande gebouw, daardoor minder koudebruggen;
vaak dikkere lagen isolatie mogelijk ter vergroting van de isolatiewaarde.

Ruim 600.000 woningen in ons land hebben een natte kruipruimte. Een kruipruimte wordt nat genoemd wanneer de lucht in de kruipruimte vrijwel voortdurend verzadigd is met waterdamp. Er blijkt een duidelijk verband te bestaan tussen een natte kruipruimte en een te hoog vochtgehalte in de woning er boven. Dit kan dan weer de oorzaak zijn van schimmelgroei. Schimmels veroorzaken veel schade aan de wandafwerking, de vloerbedekking en het meubilair. Zij zijn ook een bedreiging voor de gezondheid van de bewoners. Het vochtgehalte in een woning wordt al snel te hoog als vochtige lucht vanuit de kruipruimte in de woning dringt. Dit gebeurt door kieren en gaten in een vloer bijvoorbeeld rond leidingdoorvoeren.

B03

Bron De kruipruimte isoaltiespecialist

De twee belangrijkste oplossingen om de vochtaanvoer vanuit kruipruimten naar woningen te beperken zijn:
een isolatiemateriaal tegen de onderzijde van de vloer spuiten dat alle naden en kieren afdicht. Door de isolatie is er ook minder warmteverlies van de woning naar de kruipruimte. 
een dampremmende laag op de kruipruimtebodem aanbrengen of een isolerende laag van bijvoorbeeld klei korrels of schuimbeton. Hierdoor zal er vanuit de bodem minder water kunnen verdampen. De lucht die uit de kruipruimte naar de woning gaat, bevat door deze oplossingen dan ook minder vocht.  

Verdamping uit de vochtige kruipruimtebodem of uit water is een permanente bron van waterdamp. Behalve lokale afdichting van lekken is ook warmte-isolatie van de vloer aan te bevelen. Dat heeft een lagere temperatuur van de lucht in de kruipruimte tot gevolg, waardoor minder vocht uit de ondergrond verdampt.
 
De maatregelen die we in hier bespreken hebben een klein effect op de energierekening van de bewoners. maar een groot effect op de gezondheid. 

De bodem van de kruipruimte kan grofweg op twee manieren worden geïsoleerd.
 
1.       Met los materiaal.
2.       Met isolatiematrassen.

Bodemisolatie met schelpen

Schelpenisolatie wordt gebruikt voor de isolatie van de kruipruimte. Schelpen zijn een natuurproduct. Schelpenisolatie zorgt ervoor dat vocht vanuit de kruipruimte niet meer omhoog kan naar de vloer. Problemen door een vochtige kruipruimte problemen en daarmee schimmelvorming en muffe lucht worden door schelpenisolatie bestreden. Als warmte-isolatie zijn schelpen minder geschikt.

Bodemisolatie met isolatiechips en -parels

Isolatiechips en isolatieparels bestaan veelal uit geëxpandeerd polystyreen (EPS) en worden los ingeblazen of gestort in de kruipruimte.

B02

Bron Pluimers

Bodemisolatie met matrassen of kussens

Isolatiematrassen/-kussens sluiten de bodem van de kruipruimte af en zijn geschikt voor kruipruimte isolatie. Isolatiematrassen/-kussens zijn gemaakt van een folie gevuld met isolatiemateriaal. Ze kunnen vooraf gevuld worden (in de fabriek) maar ook ter plaatse.
 
De matrassen worden eerst tegen de opgaande wanden/funderingsstroken aangezet. Vervolgens worden de banen op de bodem van de kruipruimte overlappend uitgelegd conform de voorschriften van de leverancier. De bodem wordt luchtdicht afgesloten.

B04
Bron Bodemhygrolatie

Bodemisolatie met schuimbeton

De toepassingsmogelijkheden van schuimbeton hangen direct samen met de volgende eigenschappen.
 
 1.    Vloeibaar
Vloeibaar materiaal kan worden verpompt over redelijk grote afstand en hoeft niet verdicht te worden. Schuimbeton kan daarom worden aangebracht in moeilijk of met voor mensen toegankelijke of bereikbare plaatsen. Om deze reden wordt schuimbeton bijvoorbeeld toegepast als vulling van leidingen.
2.     Laag volumieke massa
De lage volumieke massa maakt het mogelijk om snel te (ver)bouwen in gebieden met slappe, weinig draagkrachtige grond. Met schuimbeton zijn grote aanvullingen te realiseren met relatief gering materiaalverbruik. Een lage volumieke massa betekent een relatief hoog luchtgehalte. Schuimbeton is dan ook een uitstekend isolatiemateriaal en wordt bijvoorbeeld toegepast als kruipruimte-isolatie.
3.     Goede samenhang 
Schuimbeton vormt een monoliet materiaal waardoor het sterkte en stijfheid bezit en als plaat kan fungeren. Door de samenhang treedt geen afschuiving op zoals bij loskorrelige materialen. Plaatranden kunnen dan ook rechtstandig worden beëindigd en een schuimbetonconstructie oefent, onder bepaalde voorwaarden, geen horizontale krachten uit op de aangrenzende constructie.
 
Deze drie eigenschappen leiden voor veel toepassingen tot kostenbesparingen omdat bijvoorbeeld de transportbehoefte naar het werk gering is. Alleen de droge grondstoffen hoeven maar te worden aangevoerd. Het schuimbeton kan op het werk worden vervaardigd en verpompt. Voor 1 m3 schuimbeton hoeft maar een klein volume grondstof te worden aangevoerd. 

B05

Bron NBD

Inblaasapparatuur

Nadat je hebt gecontroleerd of de kruipruimte geschikt is voor bodemisolatie, kun je beginnen met het inblazen van de isolatie.   
 
Om de losse bodembedekking aan te brengen, moet je gebruik maken van:
een ventilator of een compressor voor het opwekken van de benodigde "transportlucht" voor het transport van de bodembedekking; 
een voorraadvat (silo) voor de bodembedekking; 
transportleidingen (slangen) voor het transport van de bodembedekking.     

Je kunt de druk van de transportlucht ten behoeve van het transport van de bodembedekking met een afsluiter regelen.
 
De inblaas- en vulapparatuur moet je goed onderhouden. Reinig de vulapparatuur goed en controleer deze op gebreken. Blaas de vulapparatuur na iedere lange werkonderbreking goed door.

Volgorde van het inblazen

Start zover mogelijk van de toegangsopening naar de kruipruimte af en werk naar deze opening toe. Bij een gecompartimenteerde kruipruimte moet je eerst in de verst gelegen compartimenten te werken en eindigen in het compartiment waarin het kruipluik is gelegen. 

Aanbrengen van een dampremmende folie op de kruipruimtebodem 
 
Elementen van kunststoffolie (gevuld zijn met polystyreen bolletjes) kan je aanbrengen op de bodem van een kruipruimte. Deze elementen vormen een combinatie van een isolatiemateriaal met een dampremmende folie. Zij zorgen er niet alleen voor dat er minder vocht naar de woning gaat, maar ook dat de temperatuur in de kruipruimte wat hoger wordt. Hierdoor is er minder warmteverlies van de woning naar de kruipruimte.

Voorbereiding en legplan 

Maak de kruipruimte toegankelijk. Is er water aanwezig? Pomp het dan weg. Maak daarna een legplan. De elementen zijn meestal 600 mm breed en er zijn enkele standaardlengten. Uit het legplan blijkt of je eventueel paselementen nodig hebt.  

Vullen van de kussens

Als je het legplan hebt en de kussens zijn nog niet in de fabriek gevuld, dan kun je beginnen met het vullen van de kussens in de kruipruimte. 
Steek de spuitlans tussen de op maat gemaakte isolatiekussens. Trek tijdens het vullen de spuitlans gelijkmatig terug totdat het hele isolatiekussen is gevuld. 
Seal na het vullen het eerste vulventiel van het binnenelement en daarna van het buitenelement.

Transport 

Als de kussens al in de fabriek zijn gevuld, gaan de elementen met een dichte vrachtwagen, eventueel met aanhanger, naar het werk. Er gaan net zoveel elementen mee als er voor een dagproductie (2 tot 3 woningen) nodig zijn. 

Scherpe voorwerpen

Scherpe voorwerpen kunnen de elementen beschadigen. Zorg ervoor dat er geen puin of hout in de laadbak ligt.
 
Als je bij het werkt aankomt, kan het transport van de benodigde elementen naar de kruipruimte beginnen. Doe dit met z'n tweeën. Een persoon ligt in de kruipruimte terwijl de ander de elementen door het kruipluik schuift. De elementen zijn erg flexibel, zodat dit gemakkelijk gaat.

 

 
 


 
 


Aanbrengen elementen 
Breng eerst de verticale banen aan tegen de buitenste opgaande wanden/funderingsstroken. Zet de stroken aan de ondergrond vast als deze niet zelfstandig, door klemmen, blijven staan.  
 
Alle alle verticale banen geplaatst zijn volgen de horizontale. Leg de banen op de bodem van de kruipruimte strak en aansluitend uit waarbij je steeds de onderlinge naden middels de overlapping van de buitenste folie laag afdicht. Dat doe je door deze overlapping onder het aansluitende element te leggen. Start zover mogelijk van de toegangsopening naar de kruipruimte af en werk naar de opening toe. Werk bij een gecomplimenteerde kruipruimte eerst in de verst gelegen compartimenten en eindigen in het compartiment waarin het kruipluik ligt.
 
Let op! De kussens mogen de ventilatieroosters niet blokkeren. 

Waarschuwingssticker 
Breng tot slot een waarschuwingssticker op het kruipluik aan. Op deze sticker staat aangegeven hoe te handelen wanneer er werkzaamheden in de kruipruimte moeten worden verricht. De elementen kunnen altijd even opzij worden gelegd tijdens werkzaamheden om beschadiging te voorkomen.

 

%MCEPASTEBIN%